Een werknemer van een reisorganisatie gaat na afloop van zijn werk met twee veel jongere vrouwelijke collega’s een borrel drinken in een Sky Bar van een hotel in Amsterdam. Nadat de ene collega naar huis is gegaan, heeft de werknemer met de andere collega de borrel voortgezet in de lobby van het hotel. Daar zijn dingen gebeurd waarvoor de werknemer de andere dag via Whatsapp zijn excuses aanbiedt. Deze excuses worden aanvankelijk door de vrouwelijke collega aanvaard, maar als de werknemer een dag later nogmaals informeert, geeft de vrouwelijke collega aan dat zij toch moeite heeft met de gang van zaken. De werknemer biedt daarop herhaaldelijk via WhatsApp en daarna nogmaals in een telefoongesprek excuses aan. Desondanks doen beide vrouwelijke collega’s de dag daarna melding bij de vertrouwenspersoon van grensoverschrijdend gedrag.
De melding heeft tot gevolg dat een medewerker van de afdeling HR van de werkgever weer een dag later individuele gesprekken heeft met elk van de vrouwelijke collega’s. Later op die dag vindt dan een gesprek plaats met de beide vrouwelijke collega’s, de vertrouwenspersoon en de werknemer. In dat gesprek wordt de werknemer geconfronteerd met de beschuldigingen aan zijn persoon. Daarna spreekt de medewerker van de afdeling HR dan nog met de werknemer.
Twee dagen later wordt de werknemer op staande voet ontslagen. Hem wordt daarbij het volgende verweten:
• handtastelijkheden (wrijven over de benen van de collega’s, het haar van de collega’s achter de oren strijken en ongepaste aanrakingen);
• ongewenste toespelingen;
• het negeren van onafhankelijkheid (erop blijven aandringen om bij hem te blijven terwijl de collega naar huis wilde en verzocht om alleen gelaten te worden);
• voortdurende intimidatie;
• ongewenste begeleiding (aandringen om samen met hem met de bus naar Schiphol te gaan).
De werkgever geeft daarbij aan dat meeweegt dat de werknemer eerder is gewaarschuwd voor grensoverschrijdend gedrag onder invloed van alcohol en voor pestgedrag.
De werknemer berust in het ontslag op staande voet, maar stelt dat hij wel ten onrechte op staande voet is ontslagen en vordert daarom financiële vergoedingen. Hij erkent dat hij zich na afloop van de borrel vervelend heeft gedragen, maar niet dat hij ongepaste aanrakingen heeft gedaan of anderszins seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. De werkgever zou geen deugdelijk onderzoek hebben gedaan en ten onrechte geen wederhoor hebben toegepast.
De kantonrechter is het met de werknemer eens dat het onderzoek van de werkgever tekortkomingen vertoont. De werkgever had de werknemer eerst in een afzonderlijk gesprek moeten confronteren met de beschuldigingen en hem de gelegenheid moeten geven om daarop te reageren. Op basis van de reactie van de werknemer had de werkgever dan nader onderzoek moeten doen. Bovendien heeft de werkgever volgens de kantonrechter niet aangegeven op welke wijze is voldaan aan de vaststelling van grensoverschrijdend gedrag zoals bedoeld in het protocol waarnaar wordt verwezen in de gedragscode van de werkgever.
Volgens de kantonrechter staat op basis van de eigen verklaringen van de werknemer wel vast dat de werknemer teveel alcohol heeft gedronken en zich als gevolg daarvan vervelend heeft gedragen ten opzichte van één vrouwelijke collega en dat hij zich ten opzichte van haar grof heeft uitgelaten over de vriend van die collega. De ongewenste aanrakingen en het zich opdringen door zonder reden met een vrouwelijke collega in de bus naar Schiphol te reizen zijn niet komen vast te staan, dat laatste mede omdat de werknemer had gesteld dat hij altijd via Schiphol naar huis reist. Ook de eerdere gedragingen waarvoor de werknemer gewaarschuwd was, zijn niet komen vast te staan. Al met al wordt volgens de kantonrechter de hoge lat van de dringende reden voor een ontslag op staande voet niet gehaald.
Dat betekent dat de werknemer recht heeft op een vergoeding wegens de opzegging van de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn. De kantonrechter is van mening dat de werknemer zich weliswaar verwijtbaar heeft gedragen, maar dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag. Daarom moet de werkgever ook de transitievergoeding betalen. De werknemer had ook nog een billijke vergoeding gevorderd. Ook die wordt door de kantonrechter toegekend. De hoogte van de billijke vergoeding wordt daarbij gerelateerd aan de inkomensschade die de werknemer lijdt door het ontslag. De kantonrechter gaat er van uit dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer binnen enkele maanden alsnog zou zijn geëindigd, omdat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zou hebben ontbonden wegens verwijtbaar (maar niet ernstig verwijtbaar) gedrag. De hoogte van de billijke vergoeding wordt daarom bepaald op € 10.000 bruto.