De forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3 is volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol (EP) van het EVRM. Dat blijkt uit twee uitspraken van deze Rechtbank die betrekking hebben op de proefprocedures over de forfaitaire rendementsheffing over 2013 en 2014.
Het zijn de eerste twee uitspraken in een reeks van zes die via de Bond van Belastingbetalers zijn aangespannen.
Lange termijn veronderstelling
Volgens de rechtbank is niet gebleken dat het voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar was. Omdat het percentage van 4 is gebaseerd op een lange termijn veronderstelling, valt het volgens de rechtbank binnen de ruime beoordelingsmarge van de wetgever om niet direct over te gaan tot wijziging van dat percentage, wanneer het korte termijn rendement daalt onder de 4%. Daarom is het percentage van 4 in 2013 en 2014 niet in algemene zin strijdig met artikel 1 EP EVRM.
Individuele buitensporige last
Of de vermogensrendementsheffing in deze zaken een individuele buitensporige last vormde, was niet in geschil.
Hoge Raad
Deze uitspraken hebben, zo geeft de Bond van Belastingbetalers in een eerste reactie te kennen, "nog geen definitieve gevolgen". Zodra de uitspraken van andere Rechtbanken er zijn zullen ze worden voorgelegd aan de hoogste rechter in ons land.
Het uiteindelijk oordeel van de Hoge Raad zal allesbepalend zijn.
Bron: www.anp.nl www.rb.nl