Heeft u vragen? Wij zijn telefonisch bereikbaar op 030 262 45 94
Ons kantoor is open van ma t/m vrij tussen 08:00 en 17:00 uur
b+p Belastingadviseurs - 14/11/2021 - Juridisch

Dagloonregels voor berekening WIA-uitkering buiten toepassing gelaten vanwege onevenredige gevolgen

Juridisch

Een werkneemster die bij strikte toepassing van de wet recht had op een WIA-uitkering die in verhouding tot haar loon veel te laag was, moest van de rechter alsnog een veel hogere uitkering krijgen, omdat de nadelige gevolgen van strikte toepassing van de wet voor de werkneemster niet evenredig waren in verhouding tot de doelen die met die wet gediend waren.

Een werkneemster is na haar afstuderen op 6 februari 2017 voor 28 uur per week gaan werken als begeleider van mensen met een verstandelijke beperking. Als zij op 11 april 2017 ziek uitvalt, blijkt zij een hersentumor te hebben. Later blijkt zij ook nog een tumor in haar borst te hebben. Genezing is niet mogelijk en de verwachting is dat de werkneemster aan de tumoren zal overlijden. Nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, ontvangt de werkneemster een Ziektewetuitkering. Aanvankelijk besluit het UWV die Ziektewetuitkering per 21 maart 2019 te beëindigen en om de aanvraag van een WIA-uitkering per 15 april 2019 af te wijzen, maar in bezwaar komt het UWV op die beslissingen terug. De intrekking van de Ziektewetuitkering wordt dan herroepen en per 18 april 2019 wordt een WIA-uitkering (loongerelateerde WGA-uitkering) toegekend.

Maar hoewel de werkneemster een salaris had van € 2.713,89 bruto per maand, wordt dan maar een uitkering van € 182,42 per maand toegekend. De reden daarvan is gelegen in de wijze van berekening van het loon waarop de uitkering gebaseerd is. De regels voor de berekening van dat loon zijn vervat in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Voor WIA-uitkeringen houden die regels in dat uitgegaan wordt van het gemiddelde loon over een periode van een jaar. Daarbij wordt uitgegaan van het loon over de laatste twaalf loonaangiftetijdvakken (in dit geval: kalendermaanden), waarbij het loonaangiftetijdvak (de kalendermaand) waarin de werknemer arbeidsongeschikt is geworden niet meetelt. Deze periode wordt het refertejaar genoemd. Voor de werkneemster betekent het dat uitgegaan wordt van het gemiddelde loon over de periode van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017. In die periode heeft de werkneemster maar loon genoten gedurende iets minder dan twee maanden. Omdat het gemiddelde loon aldus voor startende en herintredende werknemers heel onredelijk zou uitpakken, kennen de dagloonregels voor WIA-uitkeringen ook een uitzondering voor starters en herintreders. De loonaangiftetijdvakken (kalendermaanden) waarin niet gewerkt is, worden dan niet meegeteld. Die uitzondering is echter alleen van toepassing als de werknemer geen loon heeft genoten in de rest van het refertejaar. Ongelukkigerwijs heeft de werkneemster in de eerste maand van het refertejaar (op 5 april 2016) één dag gewerkt bij de werkgever waar zij tijdens haar studietijd werkte. Zij had dat gedaan bij wijze van afscheid en had daarmee € 42,50 verdiend. Daardoor was de startersregeling op haar niet van toepassing.

De werkneemster stelt beroep in bij de rechtbank. Zij erkent dat de startersregeling op haar niet van toepassing is maar wijst op de persoonlijke, financiële en psychische problemen die het besluit van het UWV voor haar heeft. Op het moment van de zitting werkt de werkneemster weer voor 20 uur per week, maar voor de berekening van het dagloon heeft dat pas gevolgen als zij dat een jaar volhoudt. Het is zeer de vraag of zij dat gaat halen, met het oog op haar ziekte. Daar komt bij dat de werkneemster zwanger is en dat zij op korte termijn eerst nog met zwangerschapsverlof zal gaan.

Het UWV stelt in reactie daarop het verschrikkelijk te vinden wat de werkneemster meemaakt en erkent dat de dagloonregels voor de werkneemster bijzonder ongunstig uitpakken. Tegelijkertijd stelt het UWV geen mogelijkheden te hebben om van de regeling af te wijken.
De rechtbank denkt daar echter anders over, verklaart het beroep van de werkneemster ongegrond en draagt het UWV op om een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van de werkneemster te nemen, waarbij voor de berekening van het dagloon van de werkneemster alleen de dagen in het refertejaar worden meegeteld, waarin de werkneemster gewerkt heeft.

De rechtbank stelt daarbij voorop dat de Centrale Raad van Beroep eerder heeft geoordeeld dat de bepalingen van het Dagloonbesluit strikt moeten worden toegepast omdat de wetgever uitdrukkelijk een eenvoudig uitvoerbare regeling voor starters gewild heeft. De rechtbank wijst er echter op dat de Centrale Raad van Beroep in 2019 een zogenaamde “exceptieve toetsing” van algemeen verbindende voorschriften aan algemene rechtsbeginselen heeft aanvaard, waarbij mogelijk is geacht dat de rechter een algemeen verbindend voorschrift buiten toepassing laat en een daarop berustend besluit van een uitvoeringsorgaan vernietigt, als door een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding door de rechter niet kan worden beoordeeld of er strijd is met hogere regelgeving, algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur. En als de regelgever bij het voorbereiden en vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen van het algemeen verbindende voorschrift voor een bepaalde groep wel uitdrukkelijk heeft meegewogen en de afweging wel deugdelijk heeft gemotiveerd, dan kan de rechter volgens de Centrale Raad van Beroep nog toetsen of de toepassing van de regelgeving in een concreet geval in strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De rechter toetst dan of de gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit zijn gediend.
In het onderhavige geval toetst de rechtbank aan het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank stelt dan vast dat de besluitgever wel heeft gezocht naar een oplossing voor onredelijke uitkomsten bij de vaststelling van het dagloon van werknemers die niet het hele refertejaar hebben gewerkt, maar dat de gevonden oplossing (de startersregeling) niet werkt voor de werkneemster in kwestie. De rechtbank stelt ook vast dat het UWV dit gebrek in een recente “knelpuntenbrief” bij de regering heeft aangekaart en dat het UWV er daarbij op heeft gewezen dat de dagloonregels die gelden voor de berekening van de hoogte van de WW-uitkering en de Ziektewetuitkering niet datzelfde gebrek kennen. In dat geval wordt het dagloon berekend op basis van alleen de gewerkte dagen in het refertejaar. Gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak, de knelpuntenbrief van het UWV en de bijzondere omstandigheden van de werkneemster, oordeelt de rechtbank dat het UWV vanwege de onevenredige gevolgen voor de werkneemster niet had mogen vasthouden aan de strikte toepassing van het Dagloonbesluit.

b+p Belastingadviseurs maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en wij plaatsen geen marketing cookies. Meer informatie over privacy.