De kantonrechter ontbond op verzoek van de werkneemster de arbeidsovereenkomst met een werkgever die zijn hond mee naar het werk nam terwijl de werkneemster allergisch was voor die hond. De werkgever moest de transitievergoeding en daarbovenop een billijke vergoeding betalen.
De werkneemster was sinds 1 november 2014 werkzaam bij een accountantskantoor als assistent-accountant. Vanaf december 2015 nam de directeur van het accountantskantoor zijn hond mee naar het werk. Op 8 juni 2016 meldt de werkneemster zich ziek. Uit een verzuimrapportage van de arbodienst blijkt dat de klachten verband houden met de aanwezigheid van de hond. Uit onderzoek blijkt dat de werkneemster allergisch is voor graspollen, huisstofmijt en honden. De werkgever laat de vloerbedekking op het kantoor vervangen door laminaat, neemt maatregelen om het kantoor beter schoon te houden, schaft een luchtverfrissingsapparaat aan maar blijft de hond mee naar het werk nemen, omdat de hond niet alleen thuis zou kunnen zijn. De bedrijfsarts oordeelt dat de kantoorlocatie er voor zorgt dat de werkneemster ziek wordt en dat de hond niet meer op het kantoor dient te komen dan wel dat de werkneemster buiten kantoor moet kunnen werken.
Als de werkneemster een deskundigenoordeel vraagt aan het UWV, is daarvan de conclusie dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn.
Als de werkneemster zelf ontbinding van de arbeidsovereenkomst vraagt wegens ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever, oordeelt de kantonrechter dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt doordat de werkgever de oorzaak van de gezondheidsproblemen van de werkneemster weigert weg te nemen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017. Voor wat betreft de toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding oordeelt de kantonrechter dat het houden van een hond op een kantoor geen algemeen normaal gebruik is en dat de hond ook niet reeds bij aanvang van het dienstverband op het kantoor aanwezig was, zodat de werkneemster daarmee geen rekening behoefde te houden. De werkgever had moeten zorgen dat de oorzaak van de ziekte van de werkneemster werd weggenomen, met als meest voor de hand liggende maatregel het thuislaten van de hond. Dat de hond niet alleen thuis zou kunnen blijven, was naar de mening van de kantonrechter onvoldoende toegelicht. Bovendien rijst dan de vraag of er geen andere oplossingen voorhanden waren. Volgens de kantonrechter was sprake van een relatief klein probleem dat de werkgever eenvoudig had kunnen oplossen. Dat de werkgever desondanks het belang van de hond verkiest boven het belang van de gezondheid van de werkneemster, is naar de mening van de kantonrechter niet alleen in strijd met de eisen van goed werkgeverschap en met de verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, maar ook ernstig verwijtbaar. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling van de transitievergoeding (een bedrag van € 840 bruto) alsmede een billijke vergoeding die wordt gesteld op een bedrag van € 2.500 bruto.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.