Bij een Ministerie heeft gedurende zeven maanden op basis van twee uitzendovereenkomsten een werkneemster gewerkt in de functie van adviseur bedrijfsvoering personeel. Na iets meer dan vier maanden wordt dezelfde persoon vervolgens gedurende bijna een jaar en vier maanden als zzp’er ingehuurd om te werken als HR-adviseur voor een ander Ministerie. Dat gebeurt op basis van drie opeenvolgende overeenkomsten van opdracht, die zijn gesloten door tussenkomst van een detacheringsbedrijf.
Iets meer dan twee maanden daarna gaat de betreffende persoon werken voor de Belastingdienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Het betreft werk op het niveau van senior adviseur bedrijfsvoering, als senior business developer digitalisering O&P. Op grond van de toepasselijke cao wordt deze arbeidsovereenkomst echter verlengd met de duur van de afwezigheid van de werkneemster in verband met een periode van arbeidsongeschiktheid. Ongeveer twee maanden voor het eindigen van de overeenkomst doet de Nederlandse Staat de aanzegging dat de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen duur niet zal worden verlengd.
De werkneemster kan zich daarmee niet verenigen. Zij stelt dat aan haar ten onrechte een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangeboden. Ook is zij van mening dat de Staat haar contract (voor onbepaalde tijd) had moeten verlengen omdat de Staat eigenrisicodrager is voor de Ziektewet.
Nadat de kantonrechter de vorderingen van de werkneemster heeft afgewezen, moet het gerechtshof in hoger beroep over de zaak oordelen. Met betrekking tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd stelt het gerechtshof voorop dat conform de cao voor het Rijk een vaste arbeidsovereenkomst het uitgangspunt is. Dat is alleen anders in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als periode voorafgaand aan een vaste arbeidsovereenkomst om de geschiktheid van de werknemer te beoordelen. In die gevallen is volgens de cao een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal twaalf maanden mogelijk. De cao regelt ook dat deze tijdelijke arbeidsovereenkomst kan worden verlengd met de duur van de afwezigheid van de werknemer.
De werkneemster had gesteld dat haar geschiktheid al gebleken was in de periode waarin zij gedetacheerd was, omdat de functie die zij bij de Belastingdienst ging vervullen een functie was op hetzelfde niveau als de eerdere functie van senior adviseur bedrijfsvoering. Het gerechtshof overweegt echter dat voor de functie van de werkneemster bij de Belastingdienst andere vaardigheden vereist waren. In de eerdere functie ging het om het zijn van aanspreekpunt voor vragen op het gebied van HR en het leveren van een bijdrage aan procesoptimalisatie, terwijl het in de nieuwe functie ging om digitalisering. De Staat had dus voldoende reden om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te bieden om de geschiktheid van de werkneemster te beoordelen.
Het verweer van de werkneemster dat daarna geen verbetertraject was aangeboden wordt door het gerechtshof gepasseerd. Een verbetertraject is aan de orde bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren, maar dat is volgens het hof wat anders dan het beoordelen van de geschiktheid van een werknemer voor een bepaalde functie. Bovendien was aan de werkneemster voldoende duidelijk was gemaakt dat zij de nieuwe functie nog niet onder de knie had.
De werkneemster had gesteld dat de drie overeenkomsten van opdracht met het detacheringsbureau eigenlijk arbeidsovereenkomsten (meer in het bijzonder uitzendovereenkomsten) waren, zodat aan haar op grond van de ketenregeling geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd meer mocht worden aangeboden. Het gerechtshof stelt echter dat niet van belang is of de overeenkomsten van opdracht eigenlijk arbeidsovereenkomsten waren, aangezien het ging om ander werk. Daarom was de Staat niet te beschouwen als een opvolgende werkgever ten opzichte van het detacheringsbureau.
Het argument dat de Staat als eigenrisicodrager voor de Ziektewet een arbeidsovereenkomst had moeten aanbieden in het kader van de re-integratie, welke arbeidsovereenkomst dan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou moeten zijn, wordt door het gerechtshof eveneens verworpen. De Ziektewet verplicht de Staat als eigenrisicodrager om de re-integratietaken voor een zieke ex-werknemer uit te voeren alsof de werknemer in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot de eigenrisicodrager zou staan. Dat houdt volgens het gerechtshof echter niet in dat de eigenrisicodrager een nieuwe arbeidsovereenkomst met de ex-werknemer moet sluiten, waarbinnen de re-integratieverplichtingen worden uitgevoerd. Dat de werkneemster een Ziektewetuitkering ontvangt die wordt betaald door de Staat, betekent volgens het Hof ook niet dat sprake is van betaling van loon, wat één van de kernelementen van een arbeidsovereenkomst is.
Het gerechtshof wijst daarom de vorderingen van de werkneemster af.