Omdat geen sprake is van een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, heeft een werknemer die wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tegen een lager salaris ander werk gaat doen (anders dan een werknemer die wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minder uren gaat werken) geen recht op een evenredig deel van de transitievergoeding.
Bij een basisschool is een lerares in dienst, die full-time werkt tegen een salaris van € 3.313 bruto per maand. In 2014 valt deze werkneemster ziek uit voor haar werk en in 2015 kent het UWV aan de werkneemster een WGA-uitkering toe, omdat zij 48,49% arbeidsongeschikt geacht wordt. De werkgever biedt de werkneemster daarop passende arbeid aan als onderwijsassistente voor 80% van de werktijd, tegen een salaris van € 1.706,40 bruto per maand. Op grond van de toepasselijke CAO wordt de werkneemster daarbij eerst als lerares ontslagen, waarna een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor het werk als onderwijsassistente.
De werkneemster claimt vervolgens dat de werkgever vanwege de volledige beëindiging van de arbeidsovereenkomst de volledige transitievergoeding (een bedrag van ruim € 50.000) moet betalen, of in elk geval 20% daarvan omdat haar arbeidsduur met 20% is verminderd. De kantonrechter en het gerechtshof wijzen deze vorderingen af.
In cassatie vernietigt de Hoge Raad echter de beschikking van het gerechtshof wegens een vormfout, waarna een ander gerechtshof opnieuw over de zaak moet oordelen. Die kent de transitievergoeding toe voor het deel van 20%, overeenkomend met het deel van de arbeidsovereenkomst waarvan de duur is verminderd. Dat is in overeenstemming met een beslissing die de Hoge Raad in 2018 heeft genomen. De Hoge Raad oordeelde toen dat een structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur in een bijzonder geval, zoals bij de re-integratie van een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, in feite een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst betekent, waarbij de werkgever verplicht is om ook een evenredig deel van de transitievergoeding te betalen. Ten aanzien van de vraag of naast de structurele vermindering van de arbeidsduur ook de structurele vermindering van het salaris, die verband houdt met het aanvaarden van een lagere functie, recht geeft op transitievergoeding, stelt het gerechtshof een zogenaamde “prejudiciële” vraag aan de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat het aanvaarden van een lagere functie met een lager salaris geen recht geeft op een gedeeltelijke betaling van de transitievergoeding, omdat herplaatsing in een andere functie (zonder urenverlies) geen vorm van beëindiging van de arbeidsovereenkomst is, maar juist een manier om te voorkomen dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. De transitievergoeding ziet volgens de Hoge Raad op het verlies van werk, niet op het verlies van inkomen om andere redenen.
Dat aan de werkneemster eerst volledig ontslag is verleend voordat een nieuwe arbeidsovereenkomst voor de passende arbeid is aangeboden, betekent volgens de Hoge Raad ook niet dat de volledige transitievergoeding is verschuldigd, omdat dat in feite neerkomt op een herplaatsing in een andere functie door een wijziging van de arbeidsovereenkomst zonder dat ontslag is verleend. Ontslag zonder de passende arbeid aan te bieden zou ook niet mogelijk zijn geweest.