Het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch heeft de Hoge Raad gevraagd om zich uit te spreken over de vraag of het verboden leeftijdsdiscriminatie oplevert dat de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt geen recht heeft op de transitievergoeding.
Bij een bedrijf in de zuivelindustrie was een bedrijfsleider werkzaam, die in 2000 in dienst was gekomen. De werknemer was toen 56 jaar. Bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd was de arbeidsovereenkomst voortgezet. Per 1 april 2016 zegt de werkgever de arbeidsovereenkomst op. De werknemer is dan dus 72 jaar. De werknemer maakt dan aanspraak op de transitievergoeding (€ 28.000 bruto). Van de wettelijke bepaling volgens welke de werknemer geen aanspraak heeft op deze vergoeding omdat hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, stelt de werknemer dat deze in strijd is met het wettelijke verbod van leeftijdsdiscriminatie. Dat verbod is gebaseerd op een Europese Richtlijn.
Als het gerechtshof over die vraag moet oordelen, besluit het om daarover een prejudiciële uitspraak aan de Hoge Raad te vragen. Uit de wetsgeschiedenis leidt het hof af dat de transitievergoeding niet alleen bedoeld is om de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken maar ook als compensatie voor de gevolgen van het ontslag. De regering heeft tijdens de parlementaire behandeling van de transitievergoeding gesteld dat werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt de transitievergoeding niet dienen te ontvangen, omdat zij al recht hebben op een AOW-uitkering en dus voor hun inkomen niet zijn aangewezen op het verrichten van arbeid. Maar daarmee zegt de regering volgens het hof ten onrechte niets over de tweede doelstelling: compensatie voor de gevolgen van het ontslag.
De vraag is of het maken van onderscheid naar leeftijd aldus wel een legitiem doel dient, terwijl dat een voorwaarde is wil het maken van onderscheid naar leeftijd niet verboden zijn. Daarbij komt dat het in het onderhavige geval gaat om een werknemer die slechts recht had op een gedeeltelijke AOW-uitkering, omdat hij in het verleden buiten Nederland heeft gewerkt. Het gerechtshof wil van de Hoge Raad ook weten of dat mee moet wegen bij de vraag of het maken van onderscheid naar leeftijd een passend en noodzakelijk middel is om het (eventuele) legitieme doel te bereiken. Als het maken van onderscheid naar leeftijd geen passend en noodzakelijk middel is, is het maken van onderscheid naar leeftijd verboden, zelfs als er een legitiem doel zou zijn.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.