De arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer werd tijdens de periode waarin door het UWV aan de werkgever een loonsanctie was opgelegd, beëindigd door middel van een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter die door partijen was “voorgekookt”. De vraag is op welke uitkering de werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst recht zal hebben.
Bij een autobedrijf werkt een werknemer die al sinds november 2019 ziek is. Het UWV heeft aan de werkgever een loonsanctie opgelegd wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen. De werkgever moet daardoor tot november 2022 het loon tijdens ziekte doorbetalen. De werkgever verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden omdat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat van de werkgever niet kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De werkgever vermeldt daarbij dat de werknemer van de verstoring van de arbeidsverhouding geen verwijt te maken valt. Herplaatsing van de werknemer ligt volgens de werkgever niet in de rede. De werknemer erkent dat de arbeidsverhouding verstoord is. Herplaatsingsmogelijkheden zijn er volgens de werknemer niet.
De kantonrechter oordeelt dat aldus vaststaat dat zich één van de in de wet genoemde redelijke gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (een verstoorde arbeidsverhouding) voordoet. Door de opgelegde loonsanctie is wel het opzegverbod tijdens ziekte verlengd. De kantonrechter is echter van mening dat zich een uitzondering op dit opzegverbod voordoet, omdat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer moet eindigen. De werknemer heeft namelijk verklaard dat zijn gezondheidstoestand door het voortduren van het dienstverband is verslechterd en dat hij verwacht dat verdere voortzetting van het dienstverband een negatief effect zal hebben op zijn gezondheid en re-integratie. De werknemer is daarom volgens de kantonrechter gebaat bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Het opzegverbod staat aldus niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. Omdat de werkgever en de werknemer afspraken hebben gemaakt over de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst, waaronder de transitievergoeding, welke afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter, hoeft de kantonrechter daarover niet meer te beslissen. De kantonrechter volstaat daarom met het uitspreken van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.