Het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met een beroep op het proeftijdbeding, gevolgd door het aanbieden van een nieuwe arbeidsovereenkomst onder ongunstigere voorwaarden, leverde in de omstandigheden van het geval geen misbruik op van de bevoegdheid om een beroep op dat proeftijdbeding te doen.
Bij een sportschool treedt op 10 mei 2013 een werknemer in dienst als fitnessinstructeur voor 24 uur per week. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van zes maanden met een proeftijd van een maand. Op 24 mei 2013 deelt de sportschool mede dat een andere kandidaat die beter was opgeleid, op de plek van de werknemer gaat werken. De werknemer krijgt een aanbod om gedurende minimaal zes uur per week te werken, op dinsdagavond. De werknemer deelt daarop mede zich van juridisch advies te willen voorzien en tekent een hem toegezonden nieuwe arbeidsovereenkomst voor minimaal zes uur per week niet. De werknemer blijft wel bij de sportschool werken. In juni 2013 werkt hij 72 uur, in juli 2013 78 uur en in augustus 2013 24 uur. Als de werknemer salarisbetaling vordert gedurende 24 uur per week, komt het tot een geschil tussen partijen waarover de kantonrechter in kort geding moeten oordelen. Die wijst de loonvordering van de werknemer af. De werknemer gaat echter in hoger beroep.
Het gerechtshof wijst de vordering van de werknemer eveneens af. De stelling van de werknemer dat sprake zou zijn van misbruik van de bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd op te zeggen, wordt daarbij door het gerechtshof verworpen omdat de opzegging van die arbeidsovereenkomst, vergezeld van een aanbod om een andere arbeidsovereenkomst te sluiten op minder gunstige voorwaarden, geen misbruik van de bevoegdheid oplevert om de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd te beëindigen, aangezien een beter gekwalificeerde kandidaat de werkzaamheden van de werknemer zou overnemen.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.