Een kraanmachinist die onder invloed van alcohol op zijn werk verscheen, werd terecht door de werkgever op staande voet ontslagen, ook al was de werkgever bekend met het bestaan van een alcoholverslaving bij de werknemer.
De kraanmachinist was sinds 2008 bij de werkgever in dienst. Hij werkte op een terrein waar een energiecentrale gebouwd werd. Door de werkgever waren schriftelijke veiligheidsinstructies gegeven, waarbij het verboden was tijdens en kort voor aanvang van de werkzaamheden alcoholische dranken te nuttigen die de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden. Op 21 oktober 2013 was de werknemer door de uitvoerder naar huis gestuurd omdat hij slapend in zijn kraan was aangetroffen. Een dag later had de werkgever in een functioneringsgesprek aangegeven dat hij niet tevreden was over het functioneren van de werknemer, waarbij de werknemer zijn privé situatie aan de orde had gesteld, waaronder het bestaan van een drankprobleem. Daarna is de werknemer enige tijd arbeidsongeschikt geweest als gevolg van psychische klachten, in welke periode hij zich onder behandeling heeft gesteld van verslavingszorg.
Na werkhervatting is de werknemer twee keer tijdens zijn werkzaamheden gecontroleerd op alcoholgebruik. Bij de tweede controle had de werknemer ‘s morgens om acht uur een alcoholpromillage van 1,19. Hij is daarna op staande voet ontslagen. Als de werknemer in kort geding doorbetaling van loon vordert, moet de kantonrechter beoordelen of er een gerede kans is dat de rechter in een bodemprocedure het ontslag in stand zal laten.
De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer af, maar deze gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. De werknemer wijst er op dat hij nooit kennis heeft genomen van de veiligheidsinstructies van de werkgever, welke stelling de werkgever naar het oordeel van het gerechtshof onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De werknemer wijst er op dat hij niet werkzaam was op het terrein waar de energiecentrale werd gebouwd, maar op een zanddepot aan een parkeerterrein, waar alleen zandvrachtwagens kwamen en geen personen.
Het gerechtshof is echter van mening dat het onaanvaardbaar is dat een kraanmachinist zijn werkzaamheden verricht onder invloed van een zodanige mate van alcohol dat het besturen van een voertuig door de wetgever zou zijn verboden. Het hof stelt daarbij dat de werknemer ten onrechte het gevaar bagatelliseert dat zich met een kraan kan verwezenlijken en is van mening dat de werknemer over het hoofd ziet dat ook op het parkeerterrein mensen komen en gaan. De werknemer wijst er volgens het gerechtshof wel terecht op dat de werkgever bekend was met de privé-situatie van de werknemer en met de alcoholverslaving. Waar de werknemer daaraan de conclusie verbond dat de werkgever niet zonder voorafgaande waarschuwing meteen naar het zwaarste middel (ontslag op staande voet) had mogen grijpen, is het gerechtshof echter van mening dat het desondanks niet zeer waarschijnlijk is dat de rechter in een bodemprocedure het ontslag op staande voet nietig zal verklaren, ook niet als rekening wordt gehouden met de persoonlijke gevolgen voor de werknemer.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.