Heeft u vragen? Wij zijn telefonisch bereikbaar op 030 262 45 94
Ons kantoor is nu open!
b+p Belastingadviseurs - 26/02/2023 - Juridisch

Ontslag op staande voet wegens werken tijdens ziekte bij een andere werkgever

Juridisch

Een door de werkgever ingeschakeld bedrijfsrecherchebureau had geconstateerd dat een arbeidsongeschikte werknemer tijdens zijn ziekte elders werkte. Daarmee geconfronteerd had de werknemer aanvankelijk gelogen. Het vervolgens door de werkgever gegeven ontslag op staande voet hield bij de kantonrechter stand.

Bij een bedrijf dat zich bezighoudt met bedrijfsverzorging werkt sinds 1992 een werknemer in de functie van bedrijfsverzorger. In die functie verricht de werknemer werkzaamheden op boerenbedrijven in periodes waarin de boer dat zelf niet kan. De toepasselijke cao verbiedt het verrichten van concurrerende werkzaamheden tegen betaling, als de werkgever daar schriftelijk bezwaar tegen heeft gemaakt. In maart 2021 had de werknemer een schriftelijke waarschuwing gekregen omdat hij zwart gewerkt had voor een klant van de werkgever terwijl hij arbeidsongeschikt was. Bij die gelegenheid was een aanvulling op de arbeidsovereenkomst opgesteld en ondertekend, die de werknemer verbiedt om zonder toestemming van de werkgever nevenwerkzaamheden te verrichten.

Vervolgens had de werknemer in juli 2021 een bedrijfsongeval gehad. Als gevolg van een harde trap van een koe tegen de rechterarm van de werknemer was de werknemer arbeidsongeschikt uitgevallen. Passende arbeid bestaande uit het verplaatsen en tillen van kisten aardappelen van ongeveer tien kilo kon de werknemer niet volhouden en lichte kantoorwerkzaamheden had de werknemer tot twee maal toe geweigerd. De werkgever had daarop in oktober 2021 de loonbetaling gestaakt, maar de bedrijfsarts had geoordeeld dat de klachten van de werknemer waren toegenomen en geadviseerd om de rechterarm van de werknemer volledig te ontzien.

In maart 2022 had de werkgever de werknemer een schriftelijke waarschuwing gegeven wegens negatieve uitlatingen die de werknemer in gesprek met de bedrijfsarts zou hebben gedaan en wegens onvoldoende voorbereiding op het gesprek met de bedrijfsarts.

In mei 2022 had de werkgever opnieuw de loonbetaling stopgezet, nu omdat de werknemer niet bereikbaar was voor de bedrijfsarts en een gesprek met het re-integratiebedrijf (dat was ingeschakeld om voor de werknemer passende arbeid bij een andere werkgever te vinden) had afgezegd. Toen de werknemer alsnog de bedrijfsarts bezocht, stelde de bedrijfsarts vast dat de werknemer niet belastbaar was voor arbeid vanwege een behandeling die hij op korte termijn daarna zou ondergaan.

In juni 2022 stelde een nieuwe bedrijfsarts vast dat de werknemer benutbare mogelijkheden voor arbeid had. De werknemer was het daarmee niet eens. Kort daarna ontvangt de werkgever een anonieme tip dat de werknemer in de bloemenwinkel van zijn partner werkzaamheden zou uitvoeren. De werkgever schakelt daarop een bedrijfsrecherchebureau in, dat op een aantal dagen vaststelt dat de werknemer tegen sluitingstijd met spullen sjouwt in de bloemenwinkel. Na daarmee te zijn geconfronteerd ontkent de werknemer in eerste instantie alles, maar uiteindelijk geeft hij alles toe. Daarop wordt de werknemer op staande voet ontslagen.

De werknemer vecht het ontslag op staande voet daarna aan bij de kantonrechter, maar zonder succes. De kantonrechter wijst er op dat de werknemer had aangegeven geen enkele mogelijkheid te zien om met zijn geblesseerde arm enig werk te doen. Zelfs kantoorwerk zou niet mogelijk zijn. Tijdens het gesprek met de rechercheurs droeg hij zijn arm in een brace en zei hij geen hand te willen geven omdat dit hem te veel last zou bezorgen. Dat staat in schril contrast met het duwen en trekken van hele karren met planten en het heffen van een zwaar buitenbord in de bloemenzaak van zijn partner. De werknemer handelde daarmee volgens de kantonrechter in strijd met zijn re-integratieverplichtingen, hetzij door te liegen over zijn belastbaarheid, hetzij door werkzaamheden uit te voeren die zijn herstel zouden belemmeren. De werknemer had aangevoerd dat het onderzoek door het bedrijfsrecherchebureau erg beperkt was geweest, door slechts vier waarnemingen tegen sluitingstijd te doen en dat niet verantwoord was hoe vaak er geobserveerd is er niets is waargenomen. De werknemer zou niet altijd even veel last van zijn arm hebben gehad en ook behoefte hebben gehad aan enige afleiding. Dit verweer overtuigt de kantonrechter echter niet, omdat een behoorlijke mate van opzet tot misleiding vaststaat. Het verschil tussen helemaal niets kunnen en behoorlijk sjouwen en tillen is niet anders te verklaren, volgens de kantonrechter. De kantonrechter wijst ook op het feit dat de werknemer nog geen jaar eerder door de werkgever was betrapt op elders werken tijdens ziekte. Dat wijst volgens de kantonrechter op twijfel aan de arbeidsmoraal van de werknemer. In de ogen van de kantonrechter was de werkgever toen al erg coulant geweest en de werknemer was daarna in elk geval een gewaarschuwd man. Dat de werkgever niet direct na het ontvangen van de anonieme tip tot ontslag was overgegaan, maar eerst een bedrijfsrecherchebureau had ingeschakeld, maakte volgens de kantonrechter ook niet dat het ontslag niet voldoende onverwijld is gegeven. Het was juist zorgvuldig van de werkgever om eerst te laten onderzoeken of de tip klopte.

b+p Belastingadviseurs maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en wij plaatsen geen marketing cookies. Meer informatie over privacy.