De regels over het opnemen van een proeftijd in een tijdelijk arbeidsovereenkomst zijn met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) aangepast en, gezien de vele vragen, niet altijd even duidelijk.
Het al dan niet kunnen afspreken van een proeftijd tussen werkgever en werknemer, is afhankelijk van de duur van de tijdelijke arbeidsovereenkomst.
Voor het opnemen van een proeftijd in een tijdelijke arbeidsovereenkomst gelden de volgende regels:
- bij een tijdelijk overeenkomst van 6 maanden of korter mag géén proeftijd worden opgenomen;
- bij een tijdelijk overeenkomst met een looptijd van meer dan 6 maanden, maar minder dan 2 jaar, mag maximaal een proeftijd van 1 maand worden opgenomen;
- een langere proeftijd (tot maximaal 2 maanden) mag worden opgenomen als de werknemer een tijdelijke overeenkomst krijgt van 2 jaar of langer.
Let op: is er sprake van verlenging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, dan mag er in het de nieuw arbeidsovereenkomst géén nieuwe proeftijd worden opgenomen. Hierop zijn twee uitzonderingen:
- de onderbreking tussen deze beide overeenkomsten is langer dan 6 maanden; of
- als in het tweede contract andere vaardigheden en/of verantwoordelijkheden van de werknemer worden gevraagd, bijvoorbeeld wanneer een ondersteunend medewerker na afronding van de studie als apothekersassistent(e) aan de slag gaat.
Afwijkende afspraken in de CAO.
Bij de invoering van de WWZ in 2015 was er sprake van een overgangsregeling als in de CAO die al voor 1 januari 2015 van toepassing, was een afwijkende proeftijdregeling stond. Die uitzondering was van toepassing tot einde looptijd van de CAO maar maximaal tot 1 juli 2016.
2016.
Voor arbeidsovereenkomsten aangegaan na 1 juli 2016 is een eventuele afwijking uit de CAO dus niet meer van toepassing en moeten werkgever en werknemer de wettelijke regel volgen.