De afspraak die een werkgever maakte om tijdens de coronacrisis niet gewerkte uren later in te halen, was volgens de kantonrechter in strijd met de wettelijke verdeling van het risico van loonbetaling bij niet werken. Maar is dat wel zo?
Een bedrijf in de metaalindustrie had met de ondernemingsraad in 2020 afspraken gemaakt over het verschuiven van uren, omdat het bedrijf zijn productiecapaciteit niet volledig kon benutten met inachtneming van de eis dat de werknemers ten opzichte van elkaar anderhalve meter afstand zouden moeten houden. De afspraak hield in dat van 14 april 2020 tot 1 september 2020 minder zou worden gewerkt (6,25 in plaats van 8 uur per dienst) en dat de aldus minder gewerkte uren (1,75 uur per dienst) uiterlijk op 14 april 2021 zouden worden ingehaald. Het zou gaan om maximaal 130 minuren die aldus in een zogenaamde “urenbank” zouden worden geplaatst, om naderhand te worden ingehaald. Per week zouden maximaal vier uren kunnen worden ingehaald. Een eventueel resterend saldo aan minuren op 14 april 2021 zou komen te vervallen. De afspraak was gebaseerd op een bepaling in de toepasselijke CAO.
Op 1 december 2020 liep de looptijd van deze CAO af, zonder dat de CAO-partijen overeenstemming hadden bereikt over een nieuwe CAO. Om die reden ging de vakbond FNV over tot het aankondigen van collectieve acties, bestaande uit het weigeren van overwerk. Ook bij de werkgever werden door FNV acties aangekondigd. De door de werknemers gestaakte uren werden door de werkgever in mindering gebracht op het loon. Werknemers die ook de inhaaluren niet werkten kregen van de werkgever een schriftelijke waarschuwing. FNV zag daarin een ondermijning van de overwerkstaking en eiste bij de kantonrechter in kort geding dat de gegeven waarschuwingen zouden worden ingetrokken. De werkgever verweerde zich door te stellen dat de inhaaluren geen overuren waren. Ook stelde de werkgever dat in feite een voorschot was betaald op het loon en dat dit voorschot als onverschuldigd betaald kon worden teruggevorderd als de werknemer de daar tegenover staande inhaaluren niet zou werken.
De kantonrechter was het met dat standpunt van de werkgever niet eens. De kantonrechter erkent dat werknemers bij staking geen recht hebben op loon over de niet gewerkte uren, maar is van mening dat de afspraken over de urenbank in strijd zijn met de wettelijke regeling omtrent het recht op loon over niet gewerkte uren, omdat het niet werken als gevolg van de coronapandemie een omstandigheid is die in de risicosfeer van de werkgever ligt, zodat de werkgever verplicht was het loon door te betalen. De kantonrechter laat daarbij uitdrukkelijk in het midden of de afspraak over een urenbank wel met de ondernemingsraad gemaakt kon worden. Omdat het loon over de minuren verschuldigd was, ook als niet gewerkt werd, was ook geen sprake van een voorschotbetaling. De waarschuwingen waren daarom onrechtmatig en de werkgever wordt daarom veroordeeld tot intrekking daarvan.