Werknemers mogen na sluitingstijd om veiligheidsredenen het bedrijfspand alleen gezamenlijk verlaten. De tijd die een werknemer daarom na het einde van zijn werkzaamheden moet besteden voordat hij het pand kan verlaten is werktijd, omdat de werknemer zich in die tijd voor de werkgever beschikbaar moet houden.
Bij een supermarkt werkt een werknemer in de functie van hulpkracht. Op grond van de toepasselijke CAO moet alle werkelijke in opdracht van de werkgever gewerkte tijd worden beloond en is van overwerk sprake als de werkgever opdracht heeft gegeven om langer te werken dan de normale arbeidsduur. Het zogenaamde “afwerkkwartiertje” waarin werknemers aansluitend aan hun werktijd doorwerken wegens drukke werkzaamheden of het afronden van werkzaamheden, is volgens de CAO wel arbeidstijd, maar vormt geen overwerk, zodat daarover wel loon maar geen overwerktoeslag is verschuldigd.
Op grond van een instructie van de werkgever mogen werknemers om veiligheidsredenen het pand alleen gezamenlijk verlaten. In de praktijk betekent dit dat werknemers na afloop van de werktijd tot vijftien minuten moeten wachten voordat zij naar huis kunnen. De hulpkracht vordert betaling van loon over de tijd die hij aldus heeft besteed om te wachten voordat hij naar huis mag.
Omdat partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of de werkgever voor die tijd loon verschuldigd is, moet de kantonrechter daarover oordelen. Die is van mening dat het wachten moet worden beschouwd als het verrichten van arbeid, omdat het in opdracht van de werkgever wordt verricht. Het zich beschikbaar moeten houden is voldoende om de daarmee gemoeide tijd te kunnen aanmerken als arbeidstijd. De werkgever is daarom over die tijd loon verschuldigd. Maar overwerktoeslag hoeft de werkgever niet te betalen, omdat tijdens het afwerkkwartiertje volgens de CAO ook geen overwerktoeslag is verschuldigd.