Arrow heeft, op grond van een op 8 juni 2010 gewezen verstekvonnis, een vordering op werkneemster. Arrow heeft ten laste van werkneemster derdenbeslag laten leggen onder werkgever. De werkgever weigert een zogenoemde ‘derdenverklaring’ af te leggen. Arrow stelt dat werkgever daardoor gehouden is de schuld van werkneemster te voldoen, als ware hij zelf schuldenaar. Wat oordeelt de kantonrechter?
Verzoek om informatie
De werkneemster werkt bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst, uit hoofde waarvan loon aan de werkneemster wordt betaald.
De door Arrow ingeschakelde deurwaarder heeft op 31 augustus 2021 een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 475g leden 2 en 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gestuurd aan de werkgever en gevraagd om binnen veertien dagen vragen te beantwoorden en een kopie van de laatste loonstrook te mailen. Hierop is door de werkgever niet gereageerd.
Op 24 september 2021 heeft de deurwaarder nogmaals aan de werkgever gevraagd om informatie te verstrekken. De werkgever heeft ook aan dat verzoek geen gehoor gegeven.
Derdenbeslag
Op verzoek van Arrow en ter executie van het vonnis van 8 juni 2010 heeft de deurwaarder op 23 december 2021 ten laste van de werkneemster derdenbeslag gelegd onder de werkgever. In het beslagexploot is – onder meer – aangezegd dat de werkgever twee weken na de datum van beslaglegging een derdenverklaring zou moeten afleggen en dat de ingehouden gelden maandelijks zouden moeten worden overgemaakt op de bankrekening van de deurwaarder.
Mail deurwaarder naar werkgever
Op 29 maart 2022 heeft de deurwaarder een e-mail gestuurd naar de werkgever. Hierin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…) Aangezien u niet voldoet aan hetgeen meerdere malen verzocht is omtrent het loonbeslag ten laste van de werkneemster , ontvangt u dit schrijven.
Omdat u geen gelden afdraagt, wordt u als zijnde werkgever aansprakelijk gesteld voor de gehele vordering ware u zelf schuldenaar bent. (..)”
Op 21 april 2022 heeft de deurwaarder een e-mailbericht aan de werkgever gestuurd, waarin wordt aangekondigd dat er een verklaringsprocedure wordt gestart.
‘Derdenverklaring in strijd met goed werkgeverschap’
De werkgever stelt zich op het standpunt dat van hem in de gegeven omstandigheden niet kan worden verwacht dat hij een derdenverklaring aflegt. Hij voert in dat verband onder meer aan dat sprake is van misbruik van recht/bevoegdheid en dat de verplichting tot het afleggen van een derdenverklaring in strijd komt met de op hem rustende verplichting zich als een goed werkgever te gedragen.
De kantonrechter volgt de werkgever daarin niet en wijst de vorderingen van Arrow toe. De werkgever moet de volledige schuld van haar medewerkster aan Arrow voldoen.
Financiële situatie en welzijn werkneemster in geding
De werkgever stelt zich verder op het standpunt dat de op hem rustende verplichting zich als goed werkgever te gedragen eraan in de weg staat dat zij een derdenverklaring aflegt. Hij beroept zich erop dat de executie niet goed is voor de financiële situatie en het welzijn van de werkneemster. Bovendien bestaat volgens de werkgever de kans dat daardoor de veiligheid op de werkvloer in het geding komt.
Wettelijke verplichting
De kantonrechter overweegt als volgt.
De betrokkenheid van de werkgever als werkgever bij (de belangen van) haar werkneemster valt te prijzen, maar dat ontslaat haar naar het oordeel van de kantonrechter niet van haar verplichting om een derdenverklaring af te leggen. Die verplichting is namelijk een strikte wettelijke verplichting.
Mogelijkheid van verhaal
Uit de wettekst en de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat met de verklaring ex artikel 476a Rv een belangrijk maatschappelijk belang is gemoeid, te weten: het waarborgen van de mogelijkheid van verhaal van de schuldeiser op alle goederen van de schuldenaar, dus ook door middel van derdenbeslag. Dit verhaal wordt zonder een verklaring van de derde-beslagene denkbeeldig.
Zware sanctie
De relevantie van de derdenverklaring blijkt ook uit de zware sanctie die artikel 477a Rv legt op het niet-verklaren: De derde-beslagene kan in een verklaringsprocedure niet alleen wordt veroordeeld ‘tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd’, maar kan ook worden verplicht ‘tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn’
Strookt niet met bedoeling wetgever
De stelling van de werkgever dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap moet kunnen besluiten om geen derdenverklaring af te leggen, impliceert dat het aan de werkgever wordt overgelaten om te bepalen of hij zich, gezien de omstandigheden, geroepen voelt om al dan niet een derdenverklaring af te leggen. Dat doet ernstig afbreuk aan het strikte karakter van artikel 476a Rv en strookt niet met de bedoeling van de wetgever.
Conclusie
Slotsom is dat de werkgever is gehouden te verklaren, ook als dat zou inhouden dat hij daarmee niet als een goed werkgever zou handelen.
Vordering toegewezen
Nu de werkgever tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd te kennen heeft gegeven dat hij om principiële redenen geen gebruik wil maken van de mogelijkheid om alsnog te verklaren, wijst de kantonrechter de vordering van Arrow toe.
Betaling bedrag beslag
De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag werd gelegd (€ 2.974,37), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 24 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:273
Bron: Salaris Vanmorgen