Zoals eerder al gemeld op onze site, is het – als de Eerste Kamer ultimo januari 2016 akkoord gaat met het wetsvoorstel – vanaf 1 april 2016 niet meer mogelijk om met een VAR-verklaring te werken.
De verantwoordelijke Staatsecretaris (Wiebes van Financiën) heeft de Eerste Kamer inmiddels ook een transitieplan gestuurd. Hierin omschrijft de Staatssecretaris hoe in zijn visie de Wet Dereguleren Beoordeling Arbeidsrelaties geïmplementeerd zou moeten. Op basis van dit plan, dat samen met in de brancheorganisaties is ontwikkeld, moet er voor worden gezorgd dat de nieuwe werkwijze voor het geven van zekerheid over het al dan niet inhouden van loonheffingen, op een ordelijke wijze wordt ingevoerd. Volgens de Staatssecretaris is er binnen het plan, voldoende tijd ingebouwd voor alle partijen om waar nodig aanpassingen aan te brengen in de bestaande werkwijze.
Het Transitieplan is opgedeeld in 3 fases:
1. Voorbereidingsfase (heden tot 1 april 2016)
De Belastingdienst heeft de belangenorganisaties voor zzp’ers en opdrachtgevers actief betrokken bij de voorbereiding zo geeft hij aan.
Uitgangspunt is om te komen tot een goede voorlichting op de volgende aspecten:
- beoordelen van overeenkomsten en publiceren van overeenkomsten op de site van de Belastingdienst. Voor de duidelijkheid: het betreft een handreiking van de fiscus: de model- en sectorale voorbeeldovereenkomsten zijn dus niet verplicht. Het is dan ook niet verplicht om een overeenkomst voor te leggen aan de Belastingdienst. Het voorleggen van een overeenkomst is slechts bedoeld om de opdrachtgever én de opdrachtnemer duidelijkheid te geven over de fiscale gevolgen die voortvloeien uit de voorgelegde overeenkomst. Uit een ( binnenkort te publiceren) overzicht van de Belastingdienst met bepalingen die juist wel of juist niet tot een dienstbetrekking leiden, kunnen partijen afleiden of hun overeenkomst richting een dienstbetrekking neigt;
- de Belastingdienst beoordeelt de overeenkomst uitsluitend op fiscale zaken en de werknemersverzekeringen. Er is dus geen beoordeling op het al dan niet aanwezig zijn van een (fictieve) dienstbetrekking.
In afwijking van het eerdere voornemen is nu -in samenspraak met de belangenorganisaties van zzp’ers – besloten om niet meer te streven naar ongeveer 40 voorbeeldovereenkomsten, maar om (samen met deze organisaties) meer algemene modelovereenkomsten te ontwikkelen, die in een groot aantal situaties en sectoren toepasbaar zijn. Deze algemene modelovereenkomsten geven zekerheid over de loonheffingen, indien ook daadwerkelijk volgens de overeenkomst wordt gewerkt.
In plaats van het voorleggen van een (voorbeeld)overeenkomst aan de Belastingdienst, kunnen partijen dus één van deze algemene modelovereenkomsten gebruiken. Uiteraard blijft het wel mogelijk om (individuele of sectorale) overeenkomsten voor te leggen aan de Belastingdienst.
Ook zorgt de Belastingdienst ervoor dat zowel in de gepubliceerde sectorale voorbeeldovereenkomsten als in de algemene modelovereenkomsten de bepalingen zijn gemarkeerd die fiscaal relevant zijn of voor de werknemersverzekeringen relevant zijn.
Zo is het voor partijen duidelijk welke bepalingen uit de overeenkomst zij kunnen aanpassen zonder dat zij het risico lopen dat er een plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen en een verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen uit de overeenkomst voortvloeien.
2. Implementatiefase (1 april 2016 tot 1 januari 2017)
Vanaf 1 april 2016 worden er geen Verklaringen Arbeidsrelaties (VAR’s) meer verstrekt. Ook kan er aan bestaande VAR’s voor de periode na de inwerkingtreding géén vrijwaring worden ontleend.
Voor de eventuele aanpassingen in de werkwijze van opdrachtgevers en opdrachtnemers geldt een implementatietermijn tot 1 januari 2017. Tot die tijd hebben opdrachtgevers en opdrachtnemers een inspanningsverplichting.
De Belastingdienst zal toezicht houden, maar in principe geen repressieve handhavingsmaat-regelen nemen. Bij het houden van toezicht zal de nadruk liggen op het geven van voorlichting en het bieden van een helpende hand bij de implementatie.
De Belastingdienst kan bedrijfsbezoeken afleggen en waar nodig partijen die geen dienstbetrekking hebben beoogd, maar een werkwijze hanteren die wel als een dienstbetrekking moet worden beschouwd, erop wijzen dat een aanpassing van hun werkwijze nodig is om buiten dienstbetrekking te werken. Hierbij zal zo veel mogelijk met beide partijen worden gecommuniceerd, zowel met opdrachtgever als met opdrachtnemer, aangezien zij allebei verantwoordelijk zijn.
Situaties die een repressieve handhaving kunnen verwachten ondanks de implementatietermijn:
- de opdrachtgever en opdrachtnemer werkten voorafgaand aan 1 april 2016 met een VAR-wuo of VAR-dga op basis waarvan de opdrachtgever vrijwaring had voor de loonheffingen, terwijl er feitelijk sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. De opdrachtgever en opdrachtnemer ondernemen geen enkele activiteit en doen geen enkele inspanning om de arbeidsrelatie zodanig vorm te geven dat er buiten dienstbetrekking wordt gewerkt. Zij kunnen niet aannemelijk maken dat zij nog met elkaar in onderhandeling zijn over aanpassingen in hun overeenkomst of werkwijze teneinde buiten dienstbetrekking te werken. Zij maken ook geen gebruik van een door de Belastingdienst beoordeelde (model- of voorbeeld-) overeenkomst of hebben een daarmee overeenkomende overeenkomst afgesloten. De opdrachtgever en opdrachtnemer kiezen er tegelijkertijd niet voor om loonheffingen af te dragen of te voldoen.
- de Belastingdienst heeft in de periode voor 1 februari 2016 al schriftelijk kenbaar gemaakt dat de bij onderzoek aangetroffen arbeidsrelaties te duiden zijn als een (fictieve) dienstbetrekking. Dat er geen gevolg aan die conclusie kon worden verbonden ligt aan de vrijwarende werking van de VAR. De Belastingdienst stelt na 1 april 2016 vast dat de feiten en omstandigheden niet afwijken van die waarover eerder schriftelijk kenbaar is gemaakt dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking en dat er geen loonheffingen worden afgedragen of voldaan. Tegelijkertijd kunnen opdrachtgever en opdrachtnemer niet aannemelijk maken dat zij inspanningen hebben verricht om hun werkwijze te veranderen zodat er buiten dienstbetrekking wordt gewerkt.
- er is sprake van grove schuld of opzet die worden bestreken door de bestaande beleidsregels, zoals die zijn vervat in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Het is de inspecteur die grove schuld en opzet stelt en – bij betwisting – dient te bewijzen. Voor een eventuele strafrechtelijke handhaving blijft het bestaande beleidskader zoals verwoord in het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen, uiteraard ook van toepassing.
De aangekondigde handhavingsmaatregelen zullen niet zien op de periode voorafgaand aan 1 april 2016 waarvoor de opdrachtgever zich nog op de vrijwarende werking van de VAR kan beroepen.
3. Nieuwe werkwijze geldt onverkort (met ingang van 1 januari 2017)
Op 1 januari 2017 is de implementatiefase afgerond. De verzachtende omstandigheden bij onjuist gebruik zoals genoemd onder fase 3 zijn vervallen.
Bron: Ministerie van Financiën (MvF DB/2015/396U),