Heeft u vragen? Wij zijn telefonisch bereikbaar op 030 262 45 94
Ons kantoor is open van ma t/m vrij tussen 08:00 en 17:00 uur
b+p Belastingadviseurs - 20/09/2025 - Juridisch

UWV mag niet alsnog een andere grond aan de loonsanctie ten grondslag leggen

Juridisch

Het UWV had de werkgever een loonsanctie opgelegd omdat de re-integratie gebaseerd zou zijn geweest op een onjuist belastbaarheidsoordeel van de bedrijfsarts. In bezwaar werd dat standpunt echter herzien, maar de loonsanctie werd toch gehandhaafd omdat het UWV nog het een en ander had aan te merken op de uitvoering van het tweedespoortraject. De loonsanctie ging desondanks van tafel, omdat het UWV die verwijten pas na het einde van de loonsanctie aan de werkgever kenbaar had gemaakt. Die wist daardoor niet tijdig welke gebreken hij geacht werd te herstellen.

Uitspraak

Een werknemer (verkoopmedewerkster) was ziek uitgevallen voor haar werk. Als de werkneemster ziek blijft, vraagt zij een WIA-uitkering aan. Aan de hand van het daarbij ingediende re-integratieverslag beoordeelt het UWV vervolgens de re-integratie-inspanningen. De arbeidsdeskundige van het UWV die dat doet, stelt daarbij vast dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever zowel in het eerste spoor (zoeken van passend werk in de onderneming van de werkgever) als in het tweede spoor (zoeken van passend werk in de onderneming van een andere werkgever) onvoldoende zijn geweest. Het UWV legt daarom een loonsanctie aan de werkgever op, waardoor de werkgever het loon tijdens ziekte nog tijdens een extra periode van 52 weken moet doorbetalen.

De werkgever is het daar niet mee eens en tekent bij het UWV bezwaar aan. Anders dan de verzekeringsarts die het eerdere verzekeringsgeneeskundige onderzoek had gedaan, is de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening dat het belastbaarheidsoordeel van de bedrijfsarts adequaat is geweest. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt vervolgens tot de conclusie dat de re-integratie-inspanningen in het eerste spoor voldoende zijn geweest, maar die in het tweede spoor niet.

De werkgever laat het er niet bij zitten en stelt beroep in bij de rechtbank. Die verklaart het beroep echter ongegrond omdat in het tweedespoortraject op basis van een verkeerd zoekprofiel is gesolliciteerd naar onvoldoende en onjuiste functies. De werkneemster bleef maar solliciteren naar functies die vergelijkbaar zijn met die waarvoor zij was uitgevallen. Bovendien was tussen april en september 2022 niet controleerbaar welke activiteiten er waren verricht omdat er geen voortgangrapportages waren.

De werkgever laat zich daardoor echter niet uit het lood slaan en stelt ook nog hoger beroep in bij de Centrale Raad van Beroep. Daar heeft de werkgever uiteindelijk wel succes. De Raad stelt voorop dat het UWV kon toekomen aan beoordeling van de re-integratie-inspanningen omdat er met de re-integratie geen bevredigend resultaat (dat wil zeggen: structurele werkhervatting in passende arbeid die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden) was bereikt. Het aanvankelijke standpunt van het UWV was dat de bedrijfsarts ten onrechte is uitgegaan van een urenbeperking en dat daardoor onvoldoende is beargumenteerd dat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren in het eerste spoor en dat in het tweede spoor met een onjuist zoekprofiel is gezocht naar passende functies. De Centrale Raad van Beroep stelt vast dat dat standpunt door het UWV in bezwaar is verlaten en dat het UWV zijn standpunt in bezwaar heeft gewijzigd. Het verwijt aan de werkgever werd toen dat in het tweede spoor niet alle afspraken zijn uitgevoerd die waren gemaakt in het opgestelde trajectplan, doordat minder sollicitaties zijn verricht dan in het trajectplan was afgesproken en doordat op onjuiste functies is gesolliciteerd. Ook werd het verwijt toen dat in de periode van mei tot en met september 2022 geen voortgangsrapportages zijn opgesteld.

De Centrale Raad van Beroep maakt met deze nieuwe verwijten korte metten. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad moet de motivering van de loonsanctie zodanig concreet zijn dat het de werkgever op grond daarvan duidelijk moet zijn welke tekortkoming in de re-integratie hij moet herstellen. De nieuwe verwijten zijn door het UWV bij het opleggen van de loonsanctie niet als tekortkoming benoemd. Daarom kunnen zij niet aan de loonsanctie ten grondslag worden gelegd. De loonsanctie wordt daarom vernietigd en het UWV wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de werkgever. Het gaat daarbij om bijna € 23.000 aan doorbetaald loon tijdens ziekte.

Commentaar

De loonsanctie is niet bedoeld als straf, maar als een maatregel die een werkgever in staat moet stellen om gebreken in de re-integratie te “repareren”. Zodra die reparatie heeft plaatsgevonden, kan de werkgever ook om opheffing van de loonsanctie vragen. Om die reden moet de loonsanctie uiterlijk bij het einde van de wachttijd zijn opgelegd, zodat de werkgever tijdig weet welke gebreken gerepareerd moeten worden. En ook om die reden moet de werkgever uiterlijk op dat moment weten wat nu precies de gebreken zijn die gerepareerd moeten worden. De motivering van de beslissing tot het opleggen van de loonsanctie moet op dat moment concreet en duidelijk zijn. Daarbij past niet dat het UWV na het einde van de wachttijd nog weer andere verwijten aan de werkgever gaat maken, die dan reden zouden zijn geweest voor het opleggen van de loonsanctie.

b+p Belastingadviseurs maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en wij plaatsen geen marketing cookies. Meer informatie over privacy.