Op grond van de wet ligt de primaire focus in geval van ziekte en re-integratie op de terugkeer in het (eventueel aangepaste) eigen werk waarin de werknemer is uitgevallen. Zodra de bedrijfsarts de werknemer weer hersteld acht of de werknemer zich weer beter meldt, geldt terugkeer in het eigen werk dan ook als uitgangspunt. Zodoende dient een werkgever een werknemer na herstel in beginsel toe te laten tot zijn oude werkzaamheden als de werknemer daarom vraagt. Als de werkgever vindt dat dit redelijkerwijs niet van hem gevergd kan worden, is het aan de werkgever om dit te stellen en bewijzen.
In deze zaak is de werkgever er volgens de kantonrechter in geslaagd om te bewijzen dat terugkeer van de werknemer in de oude functie niet meer mogelijk was. Uit de uitspraak blijkt dat de werkgever het vervallen van de arbeidsplaats uitvoerig heeft onderbouwd. Gelet op die uitvoerige onderbouwing en de inschakeling van de ondernemingsraad, was volgens de kantonrechter ook geen sprake van een schijnconstructie, zoals de werknemer had gesteld.
Daarnaast had de werkgever volgens de kantonrechter, onder verwijzing naar een arbeidsdeskundige rapportage van maart 2025, voldoende aangetoond dat sprake was van een nog altijd voortdurend conflict met een leidinggevende, met wie zou moeten worden samengewerkt bij het verrichten van de oude werkzaamheden. Bovendien had de werknemer ter zitting verklaard dat hij verwachtte dat de leidinggevende zijn gedrag wel zou aanpassen zodra hij zijn oude werkzaamheden zou hervatten. De kantonrechter leidde hieruit af dat er nog steeds sprake was van een probleem met de leidinggevende en oordeelde dat de werknemer niet kon afdwingen dat de leidinggevende zijn gedrag zou aanpassen, zo dat al nodig zou zijn. Het conflict vormde naar het oordeel van de kantonrechter een goede reden om de werknemer niet meer tot zijn oude werkzaamheden toe te laten, voor zover die feitelijk nog zouden bestaan en in een andere functie zijn ondergebracht.
Met het oordeel van de kantonrechter dat terugkeer in de oude werkzaamheden niet mogelijk is vanwege een conflict met een leidinggevende, mag de werkgever niet klagen. De rechter had ook kunnen bepalen dat de werkgever en de werknemer moesten gaan werken aan een oplossing van dat probleem. Kennelijk heeft de kantonrechter uit de processtukken en aan hetgeen tijdens de zitting is besproken de indruk overgehouden dat de verstoorde arbeidsverhouding met de leidinggevende voor een belangrijk deel op het conto van de werknemer moet worden geschreven.