Een werkgever werd door twee uitvoerders van bij CAO ingestelde bedrijfstakfondsen aangeschreven tot betaling van premies voor de regelingen die bij die CAO’s voor de betreffende bedrijfstak waren ingesteld. Uiteindelijk behoefde de werkgever echter maar aan één van die uitvoerders premie te betalen.
De werkgever hield zich bezig met de verkoop, montage en levering van mobiele wanden (vouwwanden, paneelwanden en glaswanden). De werkgever nam vanaf 1 oktober 2005 vrijwillig deel aan de pensioen- en CAO-regelingen voor de bedrijfstak Metaal en Techniek. Als gevolg daarvan betaalde de werkgever pensioenpremie en premies voor de bij CAO ingestelde "bedrijfstakeigen regelingen" aan het administratiekantoor dat door de werkgevers en werknemers in de bedrijfstak was ingesteld: MN-services. Bij brief van 13 september 2010 had MN-services de werkgever bericht dat de deelname vanaf 1 januari 2010 als een verplichte deelname moest worden gezien. MN-services beriep zich daarbij op de tekst van de algemeen verbindend verklaarde CAO Metaal en Techniek waarin het vervaardigen van afsluitingen zoals vouwdeuren en vouwwanden, geacht wordt te zijn begrepen onder het rolluiken-, markiezen- en zonweringsbedrijf waarvoor de CAO Metaal en Techniek geldt.
De werkgever wordt echter ook door een ander administratiekantoor (A&O Services) aangeschreven tot betaling van premies voor de bedrijfstakeigen regelingen die zijn ingesteld door de CAO voor de Afbouw. Volgens deze algemeen verbindend verklaarde CAO geldt de verplichting tot het betalen van deze premies voor ondernemingen op het gebied van het stukadoors-, afbouw- en terrazzo/vloerenbedrijf, waaronder mede wordt begrepen het plaatsen c.q. monteren c.q. aanbrengen van systeemplafonds en systeemwanden. Dit administratiekantoor vordert bij de kantonrechter een verklaring voor recht dat de werkgever gehouden is de premies voor de bedrijfstakeigen regelingen van de CAO voor de Afbouw af te dragen.
De kantonrechter constateert dat er twee administratiekantoren zijn die menen dat de werkgever premies voor bedrijfstakeigen regelingen moet betalen omdat de werkgever onder hun CAO valt. De kantonrechter verwijst naar een arrest van de Hoge Raad uit 2011 waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het aannemelijk is dat CAO’s zo worden geformuleerd dat overlapping van de werkingssfeer wordt voorkomen en dat bepalingen die een overlapping van de werkingssfeer betekenen niet door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid algemeen verbindend worden verklaard, terwijl voor de werkingssfeer van de verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds een overeenkomstig beleid wordt gevoerd. De kantonrechter ziet zich aldus geplaatst voor de vraag onder de werkingssfeer van welke CAO de werkgever valt. Daartoe zoekt de kantonrechter aansluiting bij het normale spraakgebruik en concludeert dan dat de werkgever valt onder de werkingssfeer van de CAO voor Metaal en Techniek. De vouwwanden die de werkgever plaatst passen namelijk beter bij de vouwwanden waarover de CAO Metaal en Techniek spreekt, dan bij de systeemwanden waarover de CAO voor de Afbouw spreekt, aangezien vouwwanden verschuifbaar zijn en systeemwanden (semi) permanent zijn. Dat de grensgevallencommissie, die is ingesteld bij de CAO voor de Afbouw, geoordeeld had dat de werkgever onder de werkingssfeer van de CAO voor de Afbouw valt, doet daaraan volgens de kantonrechter niet af omdat de beslissing van deze commissie slechts zeer summier gemotiveerd is en omdat de samenstelling en onafhankelijkheid van de commissie onduidelijk is. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de werkgever niet de dupe behoort te worden van de overlap in de bepalingen omtrent de werkingssfeer en dat ook het feit dat de werkgever al jarenlang premies betaalde aan MN-services aan de toewijzing van de vordering tot betaling van premies door A&O Services in de weg staat.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.