Om het met de werknemer overeengekomen relatiebeding te kunnen handhaven, moet de werkgever aan de werknemer een lijst met relaties verstrekken waarvoor het relatiebeding geldt.
Bij een groothandel in spuitlijm treedt op 30 mei 2011 een accountmanager in dienst voor de duur van een jaar. De arbeidsovereenkomst wordt vervolgens voor de duur van nogmaals een jaar verlengd. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen, mede in de vorm van een relatiebeding. Op 6 mei 2013 geeft de werkgever te kennen de arbeidsovereenkomst niet te zullen voortzetten. De werknemer wordt op dat moment op non-actief gesteld. De aanleiding voor deze beslissing is een kritische e-mail van de werknemer (en een gesprek daarover) waarin de werknemer de kwaliteit en herkomst van een bepaald type lijm aan de orde stelt. Op 21 mei 2013 geeft de werknemer aan in dienst te zullen treden bij een buitenlands bedrijf, dat de leverancier is van de meeste lijmen die de werkgever verhandelt. De werknemer zou voor die leverancier een verkooporganisatie in Nederland gaan opzetten, waarvan de werknemer voor 25% eigenaar zou worden. De werknemer verzoekt de werkgever om toestemming voor het aangaan van deze arbeidsovereenkomst, voor zover die in strijd zou zijn met het concurrentie- en/of relatiebeding. Als de werkgever dit verzoek weigert, vraagt de werknemer de kantonrechter in kort geding om het concurrentie- c.q. relatiebeding te schorsen.
De kantonrechter schorst het beding voor alle relaties die niet zijn vermeld op een lijst die de werkgever in de procedure heeft ingebracht. De werkgever kan zich met die beslissing van de kantonrechter niet verenigen en gaat in hoger beroep. De werkgever stelt daarbij dat van hem het verschaffen van een lijst met alle relaties waarvoor het relatiebeding geldt niet verlangd kan worden, omdat dit concurrentiegevoelige informatie betreft.
Het gerechtshof moet in hoger beroep beoordelen of aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen. Daarbij acht het hof van belang dat de werknemer maar twee jaar bij de werkgever heeft gewerkt, dat er geen perspectief meer was op voortzetting van de arbeidsovereenkomst en dat de werkgever in gebreke was gebleven om een duidelijk antwoord te geven op problemen die de werknemer bij zijn klanten ondervond met een bepaald type lijm. Op grond daarvan acht het gerechtshof aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat het concurrentiebeding in elk geval na de inmiddels verstreken periode van negen maanden vernietigd kan worden. Voor wat betreft de lijst met relaties is het gerechtshof het met de kantonrechter geheel eens dat voor de werknemer duidelijk moet zijn voor welke relaties het concurrentiebeding geldt en dat de werkgever van de werknemer ook geen concurrentie heeft te duchten als de werknemer niet eens weet om welke relaties het gaat.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.