Biedt een concurrentiebeding een oplossing voor het binden van werknemers? Anders geformuleerd: kan het opnemen van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst ervoor zorgen dat een werkgever werknemers langer kan vasthouden, zodat de werkgever de gelegenheid heeft om vervangend personeel te zoeken?
In het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2022 wordt deze vraag ontkennend beantwoord.
Het concurrentiebeding
Door een concurrentiebeding kan een werknemer worden beperkt in zijn mogelijkheid om na zijn dienstverband in dienst te treden bij een concurrent van de werkgever (artikel 7:653 lid 1 BW). De wetgever heeft een aantal beperkende voorwaarden gesteld aan het opnemen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. Zo kan een concurrentiebeding alleen schriftelijk zijn overeengekomen (met een meerderjarige werknemer). Daarnaast mag een concurrentiebeding in beginsel niet worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tenzij de werkgever schriftelijk heeft gemotiveerd dat sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen die het concurrentiebeding noodzakelijk maken.
Daarnaast kan de rechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen wanneer de werknemer onbillijk wordt benadeeld door het beding, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Hiertoe dient de rechter een belangenafweging te maken. Welke belangen precies worden meegewogen bij deze belangenafweging, volgt noch uit de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis. Dit vormt zodoende een bron van rechtspraak. Zo ook in de onderhavige casus.
Wat speelde in deze zaak?
In deze zaak, die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2022, stapte een werknemer (de “werknemer”) na 5 jaar dienstverband als internationaal chauffeur bij de werkgever (de “oud-werkgever”) over naar een concurrent. De oud-werkgever was het niet eens met deze overstap. In een kortgedingprocedure beriep hij zich op het concurrentiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd van de werknemer. De oud-werkgever vorderde schorsing van de werkzaamheden van de werknemer bij de concurrent en nakoming van het concurrentiebeding.
In de kortgedingprocedure gaf de kantonrechter de oud-werkgever gelijk. Het hof vernietigde echter dit vonnis en stelde de werknemer in het gelijk.
Volgens het hof is een concurrentiebeding namelijk bedoeld om het bedrijfsdebiet (de opgebouwde knowhow en goodwill van een werkgever) te beschermen en niet bedoeld om de werknemers te binden.
Hoge Raad: een concurrentiebeding is niet bedoeld om werknemers aan de werkgever te binden
De oud-werkgever ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. Hij stelde dat bij de belangenafweging ook moet worden meegewogen het belang van de oud-werkgever om de werknemer nog een zekere tijd aan zich te binden, zodat de oud-werkgever de gelegenheid krijgt om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden. De bedrijfsvoering en de continuïteit van de onderneming zouden anders in het geding komen, wat ten koste gaat van het bedrijfsdebiet (de opgebouwde knowhow en goodwill van een werkgever).
De Hoge Raad kan de oud-werkgever echter niet volgen in zijn betoog. Volgens de Hoge Raad speelt bij de belangenafweging het belang van een werkgever om een werknemer nog een zekere tijd in dienst te houden géén rol, ook niet indien een werkgever tijd nodig heeft om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring meeneemt naar zijn nieuwe werkgever is inherent aan zijn vertrek. Het concurrentiebeding biedt hier geen bescherming tegen.
Het concurrentiebeding is alleen bedoeld tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake wanneer de werknemer bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie ten behoeve van de nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de concurrentiepositie van de nieuwe werkgever verbetert. Het vasthouden van personeel, om vervangend personeel te vinden in een arbeidsmarkt, is geen aantasting van het bedrijfsdebiet. Het cassatieberoep van de oud-werkgever wordt daarom verworpen.
Hoe nu verder?
Wil een werkgever een geslaagd beroep doen op het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van zijn werknemer, dan zal hij moeten aanvoeren dat de overstap van werknemer naar de concurrent het bedrijfsdebiet zal aantasten. Bijvoorbeeld, omdat de werknemer concurrentiegevoelige informatie aan de nieuwe werkgever kan doorspelen. Volgens de Hoge Raad is een concurrentiebeding echter niet bedoeld voor de werkgever om werknemers aan zich te binden in deze krappe arbeidsmarkt.
Bron: Wieringa Advocaten
Auteur: Annemarie Buwalda