Een bank had aan werknemers een leaseauto ter beschikking gesteld, met het recht van privégebruik. Omdat geen sprake was van een voldoende zwaarwichtig belang mocht de bank niet de leaseregeling zodanig wijzigen dat het recht op terbeschikkingstelling van een auto van de zaak verviel.
Bij een bank gold een autoleaseregeling die met zich meebracht dat een medewerker op grond van zakelijk autogebruik dan wel op basis van de functiegroep waarin hij was ingedeeld, in aanmerking kon komen voor een leaseauto. In het eerste geval moest sprake zijn van 20.000 zakelijke kilometers per jaar, van welke eis de bank in specifieke gevallen kon afwijken. In het tweede geval ging het om medewerkers met een hogere functie.
In het kader van een reorganisatie wenst de bank de autoleaseregeling te wijzigen om zo kosten te besparen. Daarbij wordt een tijdelijke en gedeeltelijke tegemoetkoming geboden voor de nadelige financiële gevolgen van het wegvallen van de auto van de zaak. De ondernemingsraad stemt met de wijziging van de autoleaseregeling in, maar maakt een voorbehoud voor de gevolgen voor individuele arbeidsovereenkomsten, aangezien dat geen zaak is voor de ondernemingsraad. Nadat de bank vervolgens een aantal medewerkers heeft geïnformeerd dat zij hun leaseauto moeten inleveren, ontstaat een geschil waarin 29 werknemers bij de kantonrechter vorderen dat de bank de leaseauto ter beschikking moet blijven stellen.
De kantonrechter beantwoordt allereerst de vraag of sprake is van een arbeidsvoorwaarde. Daarbij acht de kantonrechter niet van belang dat de leaseauto niet steeds in iedere arbeidsovereenkomst is opgenomen. Van belang is wat de werknemers mochten verwachten. De meeste medewerkers hadden een langdurig dienstverband waarin zij steeds hebben kunnen beschikken over een auto die zij ook privé mochten gebruiken, zodat zij zelf geen auto hoefden aan te schaffen en te onderhouden. Voor hen was dat een belangrijk financieel voordeel. Het gebruik van die auto was niet afhankelijk gesteld van de hoeveelheid gereden zakelijke kilometers en stond in zoverre los van de uit te oefenen functie. Als het leasecontract afliep, werd door de bank ook steeds zonder nadere vragen over het zakelijk gebruik opnieuw een leaseauto toegekend. Daarom is volgens de kantonrechter sprake van een arbeidsvoorwaarde.
De kantonrechter stelt vervolgens vast dat in de arbeidsovereenkomst van een aantal medewerkers een beding was opgenomen waardoor de werkgever bevoegd was om eenzijdig arbeidsvoorwaarden te wijzigen, en in een aantal andere niet. Indien sprake is van een eenzijdig wijzigingsbeding, mag de werkgever daar op grond van de wet slechts een beroep op doen als hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijzigen. Indien geen sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang kan de werknemer op grond van goed werknemerschap ook nog gehouden zijn om in te stemmen met een wijziging van een arbeidsvoorwaarde, maar minder snel.
De kantonrechter stelt daarom vervolgens allereerst vast of sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang. De bank had daartoe aangevoerd dat kostenbesparingen noodzakelijk waren en dat aanpassing van het leasebeleid daarin voor € 17 miljoen zou moeten bijdragen op een totale beoogde besparing van € 740 miljoen. Omdat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bestaan van een zwaarwichtig belang terughoudend moet worden beoordeeld en dat daarvan bijvoorbeeld sprake kan zijn als een werkgever in grote financiële moeilijkheden verkeert, is de kantonrechter van mening dat de beoogde kostenbesparing geen zwaarwichtig belang oplevert. De bank verkeerde niet in grote financiële moeilijkheden.
De bank had er zich ook op beroepen dat de ondernemingsraad positief had geadviseerd, maar de kantonrechter laat dat buiten beschouwing omdat de ondernemingsraad geen individueel overeengekomen rechten kan aantasten.
Het belang van de bank om arbeidsvoorwaarden te harmoniseren is volgens de kantonrechter evenmin een zwaarwichtig belang. Een dergelijke harmonisatie kan worden bereikt door bij het sluiten van nieuwe arbeidsovereenkomsten steeds een eenduidig beleid te volgen, waarna het verschil in arbeidsvoorwaarden uiteindelijk zal verdwijnen.
Tenslotte had de bank zich nog beroepen op het milieubelang. De kantonrechter acht dat wel nastrevenswaardig, maar niet zwaarwichtig genoeg om de rechten van de werknemers te kunnen aantasten.
De bank wordt aldus veroordeeld om de oorspronkelijke autoleaseregeling te blijven nakomen.
Kantonrechter Amsterdam 18 oktober 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8240