Een werkgever behoefde aan een werknemer die was ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen geen herplaatsingsmogelijkheden aan te bieden bij andere vennootschappen, omdat die andere vennootschappen niet in een groep waren verbonden met de vennootschap van de werkgever.
Bij een leverancier van bouwstoffen werkte een 61-jarige werknemer die de functie van hoofd uitvoering bekleedde. De werkgever had de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd per 1 februari 2017. Daartoe had de werkgever toestemming van het UWV gekregen. De aanvraag voor deze toestemming was gebaseerd op bedrijfseconomische gronden in de vorm van organisatorische en technische veranderingen in de onderneming. De werknemer is het niet eens met de ontslagvergunning die het UWV heeft verleend en verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te herstellen. De functie zou in feite niet zijn vervallen maar zijn opgeknipt in taken die zijn ondergebracht bij andere ondernemingen die behoren tot hetzelfde concern als dat waartoe de werkgever behoort (een concern op het gebied van weg- en waterbouw) en bij nieuw aangenomen personeel.
De kantonrechter wijst er op dat de werkgever een bepaalde mate van beleidsvrijheid heeft om zijn onderneming zo in te richten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn verzekerd is. De werkgever heeft volgens de kantonrechter in redelijkheid kunnen besluiten om de functie van de werknemer te laten vervallen met het oog op maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. De werknemer had ook aangevoerd dat de werkgever onvoldoende had ondernomen om de werknemer te herplaatsen. De werkgever had volgens de werknemer bij die herplaatsingsinspanningen de arbeidsmogelijkheden binnen het gehele concern moeten betrekken. De werknemer stelde daarbij dat andere concernvennootschappen dezelfde directie hebben als de vennootschap van de werkgever, waardoor er sprake was van een groepsverhouding.
Volgens de werkgever was van een groepsverhouding echter geen sprake omdat er geen sprake was van een zeggenschapsverhouding of van een centrale leiding.
De kantonrechter stelt dat voor het aannemen van een groep van vennootschappen vereist is dat sprake is van een centrale leiding. Daarvan zou echter geen sprake zijn omdat de bestuurder van de werkgever geen beslissingen zou kunnen nemen voor de andere vennootschappen. De werkgever kon daardoor volstaan met het onderzoeken van herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen vennootschap.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.