Een werkgever had een verslaafde werknemer terecht op staande voet ontslagen. Daarbij deed niet ter zake of aan de werknemer vanwege zijn verslaving een verwijt gemaakt kon worden van de dringende reden voor het ontslag op staande voet. De verslaving speelde daarentegen wel een rol bij de vraag of de werknemer bij het ontslag op staande voet al dan niet recht had op de transitievergoeding.
Bij een bedrijf dat civieltechnische werkzaamheden verricht, werkt een werknemer die belast is met het aansturen van projecten. Als de werkgever constateert dat de werknemer de hem ter beschikking gestelde auto in strijd met de afspraken privé gebruikt en dat hij dat doet om in verband met een verslaving amfetamine te kopen, bepaalt de werkgever dat hij geen projecten meer mag aansturen. Daarbij speelt een rol dat de amfetamine is gekocht bij een stratenmaker die voor de werkgever werkt. De werknemer belooft hulp te zoeken voor zijn verslaving en de werkgever en de werknemer blijven daarover in gesprek. Enkele maanden later wordt opnieuw vastgesteld dat de werkgever de auto privé gebruikt, waarvoor de werknemer een laatste waarschuwing krijgt. Omdat de werknemer veel fouten in zijn werk maakt, wat door de werkgever wordt geweten aan het gebruik van verdovende middelen, wordt hij met behoud van salaris teruggeplaatst naar de functie van meewerkend voorman. De werknemer wordt ook gewaarschuwd voor regelmatig te laat komen en hem wordt medegedeeld dat hij bij nieuw privé-gebruik van de auto of bij nieuw gebruik van verdovende middelen op staande voet zal worden ontslagen.
Dan meldt de werknemer zich ziek. Hij wordt vier weken opgenomen in een kliniek en krijgt daarna twee dagen per week begeleiding. Als de werknemer zijn werk weer volledig hervat, wordt hij door de werkgever weer voor 70% ziek gemeld om druk bij hem weg te nemen. Een tijd later wordt de werknemer echter opnieuw door de werkgever aangesproken, nu op het gebruik van cocaïne en op het bellen van sekslijnen met de mobiele telefoon die de werkgever hem ter beschikking had gesteld. De werknemer erkent dat, maar stelt dat hij dat niet tijdens het werk heeft gedaan. Omdat de werkgever daarnaar onderzoek wil instellen wordt de werknemer op non-actief gesteld. Uiteindelijk ontslaat de werkgever de werknemer op staande voet op een aantal verschillende gronden.
Als de werknemer de kantonrechter verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen, stelt de kantonrechter vast dat tenminste het privé gebruiken van de auto en het bellen van sekslijnen met de mobiele telefoon van de werkgever als ontslaggronden zijn bewezen. Omdat elk van beide gronden, en zeker beide gronden tezamen, voldoende dringende redenen vormen voor het gegeven ontslag op staande voet, acht de kantonrechter niet meer van belang of de werknemer drugs heeft gebruikt tijdens het werk.
De werknemer had als verweer gevoerd dat zijn gedrag hem niet kon worden verweten vanwege een drugs- en seksverslaving, maar de kantonrechter wijst er op dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor een ontslag op staande voet niet vereist is dat aan de werknemer van de dringende reden een verwijt kan worden gemaakt. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de werkgever aan de werknemer eerst hulp heeft aangeboden voor zijn verslaving en dat de werknemer pas is ontslagen toen hij daarna toch weer over de schreef ging.
De werkgever had de kantonrechter gevraagd om te bepalen dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding omdat hij zich ernstig verwijtbaar had gedragen. Bij die vraag speelt de verwijtbaarheid van de werknemer wel een rol en de kantonrechter acht het mogelijk dat aan de werknemer geen ernstig verwijt gemaakt kan worden van zijn gedrag als dat heeft plaatsgevonden onder de invloed van de verslaving. Om de vraag te beantwoorden of dat in dit geval ook zo is, kondigt de kantonrechter aan dat hij een deskundige wil benoemen.