Een werkgever werd door de kantonrechter verplicht om, ook nadat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer 104 weken geduurd had, passende arbeid aan te bieden aan een werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt was als gevolg van een bedrijfsongeval.
De werknemer was 53 jaar oud en sinds 1986 in dienst bij een bouwbedrijf, aanvankelijk als metselaar en later als vrachtwagenchauffeur/kraanmachinist. Op 6 september 2011 was hij arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een bedrijfsongeval. De werknemer heeft daarbij ernstig knieletsel opgelopen en is sindsdien aangewezen op werkzaamheden die niet kniebelastend zijn. Zittende werkzaamheden die hij kan afwisselen met lopen en staan, zoals bijvoorbeeld de functie van chauffeur, kan hij wel verrichten. Tijdens de periode van 104 weken waarin de werkgever de werknemer het loon tijdens ziekte moet doorbetalen, laat de werkgever de werknemer passende werkzaamheden verrichten bestaande uit chauffeurswerkzaamheden en allerlei werkzaamheden binnen of buiten de werkplaats, waaronder heftruckwerk. Als chauffeur brengt de werknemer bouwmaterialen naar werkprojecten, maar die materialen worden daarbij door een collega met een kraan gelost, omdat het lossen gepaard gaat met klim- en klauterwerk dat de werknemer als gevolg van zijn knieklachten niet kan verrichten. Bij het verrichten van deze werkzaamheden moet de werknemer vaak geruime tijd op de bouwplaats wachten.
Als de werknemer na 104 weken ziekte een WIA-uitkering aanvraagt, wordt deze door het UWV geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarop vordert de werknemer van de werkgever in kort geding tewerkstelling in de functie van chauffeur. De werknemer stelt daartoe allereerst dat de door hem verrichte passende werkzaamheden aan te merken zijn als nieuwe bedongen arbeid, zodat een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is voor de functie van chauffeur. Subsidiair stelt de werknemer dat de functie van chauffeur een passende functie is die de werkgever aan hem moet aanbieden.
De kantonrechter acht niet aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de passende werkzaamheden als chauffeur ook aan te merken zijn als nieuwe bedongen arbeid van de werknemer. Maar de kantonrechter is wel van mening dat aannemelijk is dat de werkgever gedurende 15 uur per week chauffeurswerk aan de werknemer kan aanbieden. Voor dit deel van het aantal uren verrichtte de werknemer ook tijdens de eerste 104 weken chauffeurswerk en de werkgever heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom dat niet van hem verlangd kan worden na het einde van de eerste 104 weken. Dat het UWV geoordeeld heeft dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan, is daarbij voor de kantonrechter wel een aanwijzing dat er geen passend werk bij de werkgever voorhanden is, maar de kantonrechter wijst er op dat dat oordeel van het UWV de kantonrechter niet bindt.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.