De arbeidsovereenkomst van een werknemer werd door de kantonrechter ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, ondanks dat de kantonrechter oordeelde dat die verstoring aan de werkgever was te wijten. De werkgever moest daarvoor wel een hogere ontslagvergoeding betalen.
Bij een groothandel in modieuze damesschoenen was per 15 juni 2016 een verkoopdirecteur in dienst genomen. Deze had eerder gewerkt als directeur bij een ander schoenbedrijf, dat echter kleiner was en in een ander marktsegment opereerde. De werknemer was door een headhuntersbedrijf gevraagd om te solliciteren. De positie van verkoopdirecteur was vrijgekomen doordat de bestaande verkoopdirecteur een andere functie in het bedrijf ging vervullen (collection manager), nadat deze verkoopdirecteur zijn aandelen in het bedrijf voor veel geld had verkocht.
Op 19 mei 2016 wordt de verkoopdirecteur op non-actief gesteld. Als voorstellen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet door de werknemer worden aanvaard, deelt de werkgever op 27 mei 2016 in een brief mede dat de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2016 wordt beëindigd. Als reden daarvoor wordt opgegeven dat de werknemer niet aan de eisen van zijn functie kan voldoen.
Als de werknemer de kantonrechter verzoekt dit ontslag nietig te verklaren omdat er geen toestemming van het UWV voor is gevraagd, verweert de werkgever zich door te stellen dat met de brief van 27 mei 2016 niet beoogd was de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Dat verweer passeert de kantonrechter door te wijzen op jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat een werknemer een verklaring van een werkgever heel snel als een opzegging mag beschouwen. De werkgever vordert ook dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden als het ontslag op staande voet nietig verklaard zou worden. Daartoe voert de werkgever aan dat de werknemer zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen door een gesprek met de ceo over zijn ontslag heimelijk op te nemen, dat de werknemer ongeschikt is voor zijn functie en dat de arbeidsverhouding verstoord is.
De kantonrechter oordeelt dat de werknemer niet kan worden verweten dat hij het ontslaggesprek heeft opgenomen, omdat dit noodzakelijk is gebleken voor de waarheidsvinding. De ceo had in dat gesprek namelijk niet aangegeven dat de werknemer niet geschikt was voor zijn functie, maar dat de ceo zelf een fout had gemaakt bij het aanstellen van de verkoopdirecteur, door het belang van kennis van het specifieke deel van de markt te onderschatten. Voor wat betreft het disfunctioneren stelt de kantonrechter vast dat een adequaat verbetertraject heeft ontbroken.
De werkgever valt daarentegen te verwijten dat de nieuwe verkoopdirecteur niet voldoende is gesteund toen hij te maken kreeg met weerstand van de vorige verkoopdirecteur, die nog in het bedrijf werkzaam was. Met betrekking tot de verstoring van de arbeidsverhouding stelt de kantonrechter vast dat daarvan wel sprake is ten opzichte van een aantal collega’s, waaronder de vorige verkoopdirecteur, maar dat deze verstoring niet aan de werknemer is te wijten. Veeleer ziet de kantonrechter de oorzaak van de verstoring van de arbeidsverhouding in het feit dat de vorige verkoopdirecteur in het bedrijf is blijven werken, waar verwacht werd dat deze zich na enkele maanden uit het bedrijf zou terugtrekken. Ondanks dat aldus niet werd voldaan aan de voorwaarden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding, ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch op die grond, omdat geen vruchtbare samenwerking meer te verwachten valt nu de ceo geen vertrouwen in de werknemer meer heeft. Omdat het op non-actiefstellen en vervolgens ontslaan van de werknemer ernstig verwijtbaar is, moet de werkgever wel een billijke vergoeding aan de werknemer betalen. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval stelt de kantonrechter die vergoeding vast op € 38.000 bruto.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.