Een werkgever mocht een 75-jarige werkneemster niet vervangen door een jongere werknemer, omdat dit verboden leeftijdsdiscriminatie zou opleveren.
De werkneemster werkte sinds 21 april 2000 voor 11,4 uur per week als algemeen medewerkster afdeling bloembinderij bij een tuincentrum. Het tuincentrum had de werkneemster ter ondertekening een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst voorgelegd, maar de werkneemster had geweigerd die te tekenen. Daarop had het tuincentrum bij het UWV een aanvraag voor een ontslagvergunning ingediend, maar die later weer ingetrokken om een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter in te dienen. Daarbij werd verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege de hoge leeftijd van de werkneemster. Het tuincentrum achtte deze inbreuk op het verbod van leeftijdsdiscriminatie objectief gerechtvaardigd, omdat daarmee de doorstroming op de arbeidsmarkt zou worden bevorderd. De werkneemster verweerde zich door er op te wijzen dat zij in haar werk niet door haar leeftijd werd gehinderd en dat zij nog ongeveer twee jaren zou willen blijven werken.
De kantonrechter overwoog allereerst dat het door de wet is verboden onderscheid naar leeftijd te maken bij het aangaan en beëindigen van een arbeidsverhouding. Een uitzondering daarop is mogelijk als daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. Dan moet sprake zijn van (1) een wettelijke regeling gebaseerd op werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van de arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën, of (2) het bereiken van de leeftijd waarop recht op AOW-uitkering ontstaat dan wel een hogere leeftijd die is overeengekomen of bij wet is vastgesteld of (3) een anderszins legitiem doel dat een objectieve rechtvaardiging oplevert. De kantonrechter stelt vast dat geen wettelijke regeling bestaat die een objectieve rechtvaardigingsgrond oplevert. Ook is geen sprake van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. De arbeidsovereenkomst was nu juist voor onbepaalde tijd voortgezet twee weken voordat de werkneemster de 65-jarige leeftijd bereikte. Van een hogere leeftijd waarvan overeengekomen zou zijn dat de arbeidsovereenkomst bij het bereiken daarvan zou eindigen is volgens de kantonrechter niets gebleken. Wat dan overblijft is de mogelijkheid van objectieve rechtvaardiging door een legitiem doel. Daartoe dient volgens de kantonrechter sprake te zijn van zwaarwegende bedrijfsbelangen. De door de werkgever aangevoerde vrijheid om zijn bedrijf naar eigen inzicht in te richten en ook het bereiken van de 75-jarige leeftijd leveren volgens de kantonrechter echter geen zwaarwegende bedrijfsbelangen op. Dat geldt ook voor het toenemende risico op arbeidsongeschiktheid, aangezien dit gebaseerd zou zijn op het enkele feit van het ouder worden. De kantonrechter wijst daarom het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.