Een werkgever beschuldigde zijn werknemer ervan tijdens ziekte bij een andere werkgever te hebben gewerkt, maar mocht desondanks niet overgaan tot ontslag op staande voet.
De betreffende werknemer was als verkoper in dienst bij een keukenbedrijf. Medio 2012 was de omvang van zijn dienstverband teruggebracht van 40 naar 25 uur per week, met als achtergrond dat de werknemer werkzaamheden zou gaan verrichten bij het schoonmaakbedrijf van zijn schoonvader. Op 24 september 2012 is de werknemer ziek uitgevallen wegens nekklachten. Op 31 oktober 2012 heeft de werknemer de bedrijfsarts bezocht en die had gerapporteerd dat de werknemer beperkt was bij het maken van hoofdbewegingen, dat hij wisselend belastbaar was en dat hij ondersteunende werkzaamheden kon verrichten gedurende twee tot drie uur per werkdag. De werknemer had de door de bedrijfsarts aangegeven werkzaamheden steeds verricht. Als de werkgever een anonieme tip krijgt dat de werknemer elders zou werken, wordt een bedrijfsrecherchebureau ingeschakeld. Dat bureau observeert de werknemer gedurende vier dagen en rapporteert dat de werknemer op twee dagen naar een pand in Amsterdam is gereden dat wordt schoongehouden door het bedrijf van zijn schoonvader. Daarop gaat de werkgever over tot ontslag op staande voet.
De werknemer vecht dat aan en vordert in kort geding toelating tot werkhervatting en doorbetaling van het loon. De kantonrechter is in zijn voorlopig oordeel van mening dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure geen stand zal houden en wijst de vordering van de werknemer toe. Daartoe wijst de kantonrechter er op dat de werknemer de aanwijzingen van de bedrijfsarts heeft gevolgd en dat van bedrog of manipulatie van het oordeel van de bedrijfsarts geen sprake is. Weliswaar staat vast dat de werknemer bepaalde activiteiten voor het bedrijf van zijn schoonvader heeft gedaan, maar niet welke werkzaamheden en in welke omvang. Hoewel de werknemer er een verwijt van kan worden gemaakt dat hij deze werkzaamheden voor de werkgever heeft verzwegen, rechtvaardigt dat verwijt volgens de kantonrechter nog geen ontslag op staande voet. De kantonrechter verwijt de werkgever dat deze niet met de werknemer heeft gesproken over de vaststelling dat de werknemer tijdens ziekte werkte en dat de werkgever daarover ook niet het oordeel van de bedrijfsarts heeft gevraagd. Daardoor meet de werkgever zich volgens de kantonrechter een medisch oordeel aan dat aan de bedrijfsarts is voorbehouden.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.