Het tijdens arbeidsongeschiktheid verrichten van nevenwerkzaamheden bij een andere werkgever was voor de kantonrechter aanleiding de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens het bestaan van een dringende reden.
De werknemer in kwestie was bij zijn werkgever in dienst als portier en sinds 30 januari 2013 arbeidsongeschikt. Omdat de bedrijfsarts had geoordeeld dat de re-integratie bij de eigen werkgever niet meer tot de mogelijkheden behoorde, was aan een re-integratie bedrijf opdracht gegeven passend werk bij een andere werkgever te zoeken (een zogenaamd “tweede spoortraject”). Omdat de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid elders nevenwerkzaamheden had verricht, welke hij voor de werkgever had verzwegen en waarover hij desgevraagd ook had gelogen, verzoekt de werkgever de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer wegens het bestaan van een dringende reden te ontbinden.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad voortvloeit dat het niet naleven van controlevoorschriften ziekteverzuim niet een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert en dat opschorting van het loon de daarbij behorende sanctie is, maar dat de Hoge Raad niet uitsluit dat het niet naleven van deze voorschriften toch een dringende reden voor ontslag op staande voet kan opleveren als die gepaard gaat met andere feiten en omstandigheden. De kantonrechter is van mening dat in het onderhavige geval sprake is van dergelijke feiten en omstandigheden. Voor de kantonrechter is daarbij van belang dat de werknemer over deze nevenwerkzaamheden heeft gelogen door te stellen dat het ging om onbetaalde werkzaamheden op basis van een stage-overeenkomst, die in het kader van zijn tweede spoortraject met toestemming van het re-integratiebedrijf zou zijn gesloten. De werknemer heeft daardoor niet alleen zonder deugdelijke grond de controlevoorschriften niet opgevolgd, maar ook niet meegewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen. Verder achtte de kantonrechter van belang dat de werknemer zich in een e-mailbericht aan de werkgever van ongepaste taal had bediend en dat de werknemer verzwegen had dat zijn vergunning om te werken als portier/beveiliger was ingetrokken. Omdat niet vaststond dat de werknemer nooit meer in die functie zou kunnen werken, had de werknemer de werkgever daarover dienen te informeren.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.