Het relatiebeding van een medewerker van een accountantskantoor behoefde niet te worden beperkt tot minder dan twee jaar, tot alleen bestaande cliënten of tot cliënten van de vestigingen waar de ex-werknemer gewerkt had.
Een werknemer was op 1 januari 2001 in dienst gekomen van een accountantskantoor dat in oktober 2010 was overgenomen door een groter kantoor. Per 1 januari 2012 was de arbeidsovereenkomst opnieuw schriftelijk vastgelegd. De werknemer kreeg daarbij de nieuwe functie van assistent accountancy en werkte als zodanig op twee vestigingen. In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen dat de werknemer verplichtte om na het einde van de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar niet te werken voor (ex-) cliënten van de werkgever, waaraan de werkgever in de laatste twee jaar diensten had verleend (een relatiebeding derhalve). Vervolgens zegt de werknemer de arbeidsovereenkomst op per 1 mei 2012, om daarna bij een andere werkgever in dienst te treden. Op 20 april 2012 vraagt de werknemer bij de werkgever een lijst op van alle cliënten van de werkgever. Daarbij stelt hij zich op het standpunt dat hij zich niet aan het relatiebeding gebonden acht als hij die lijst niet krijgt. Als de werkgever de lijst niet stuurt en de werknemer wel aan het relatiebeding houdt, vordert de werknemer dat de kantonrechter het relatiebeding beperkt tot bestaande cliënten van de twee vestigingen waar hij werkzaam is geweest. Hij vordert ook afgifte van een lijst met de cliënten waarvoor het relatiebeding dan nog geldt.
De kantonrechter wijst de vordering tot beperking van het concurrentiebeding toe, maar niet de vordering tot afgifte van een lijst met cliënten. Als de werkgever in hoger beroep gaat, blijkt het gerechtshof echter een andere opvatting te zijn toegedaan. Het hof stelt voorop dat een belangenafweging moet plaatsvinden, waarbij vernietiging van het concurrentiebeding alleen aan de orde is als de werknemer daardoor onbillijk wordt benadeeld. Het belang van de werkgever is dat voorkomen moet worden dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst cliënten verloren worden en dat een werknemer door de kennis van de cliënten zichzelf of zijn nieuwe werkgever een positie verschaft waarbij sprake is van ongerechtvaardigd voordeel van concurrerend handelen. Omdat de werknemer bij een relatiebeding niet verhinderd wordt bij een andere werkgever in dienst te treden, is er minder snel aanleiding een relatiebeding buiten toepassing te laten. Volgens het hof heeft de werknemer onvoldoende toegelicht waarom voor hem van wezenlijk belang is dat het relatiebeding wordt beperkt tot de vestigingen van de werkgever waar hij gewerkt heeft, bijvoorbeeld omdat hij anders door zijn werkgever onvoldoende zou kunnen worden ingezet of omdat hij anders zijn baan zou verliezen. De werkgever heeft doorgaans belang bij een relatiebeding ten opzichte van alle cliënten, omdat een werknemer ook toegang heeft tot informatie over alle cliënten. Het hof wijst er ook op dat het relatiebeding nog maar een half jaar eerder was getekend. Vernietiging van het relatiebeding voor ex-cliënten stuit af op hetzelfde: de werknemer heeft zijn belang onvoldoende toegelicht en de werkgever heeft een redelijk belang bij handhaving van het relatiebeding voor ex-cliënten om discussie te voorkomen over de vraag of een bepaalde partij nog cliënt is, te meer daar het in de accountancy vaak voorkomt dat voor cliënten tijdelijk minder of helemaal niet wordt gewerkt, vooral als de opdracht alleen bestaat uit het opstellen van de jaarrekening. Tenslotte is de afgifte van een cliëntenlijst volgens het hof niet noodzakelijk, omdat aan de hand van jaarstukken van eerdere jaren geverifieerd kan worden of deze door de ex-werkgever is opgesteld of niet. Het hof laat daarom het relatiebeding in stand.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.