Heeft u vragen? Wij zijn telefonisch bereikbaar op 030 262 45 94
Ons kantoor is open van ma t/m vrij tussen 08:00 en 17:00 uur
b+p Belastingadviseurs - 16/11/2012 - Juridisch

UWV verrekent betaald loon ten onrechte met WGA-ui

Juridisch

Het UWV kende aan een werknemer, die 104 weken ziek was geweest, maar geen WIA-uitkering had gekregen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder was dan 35% en die binnen vijf jaar opnieuw uitviel wegens dezelfde klachten, een WGA-uitkering toe.Vervolgens nam het UWV aan dat de werkgever een nieuwe loondoorbetalingsverplichting kreeg en verrekende dat loon met de WGA-uitkering. Dat had het UWV niet mogen doen. Bovendien moest geen WGA-uitkering maar een IVA-uitkering worden toegekend.

Wat was er aan de hand?

De werknemer in kwestie was op 21 november 2005 uitgevallen voor zijn werk als senior consultant. In de periode van 104 weken daarna was hij zijn eigen werk gaan hervatten voor 30 uur per week. Na die 104 weken volgde een WIA-keuring waarbij het UWV de werknemer voor 74,19% arbeidsongeschikt achtte op grond van functies op de arbeidsmarkt die hij nog zou kunnen verrichten (de zogenaamde theoretische schatting). Omdat de werknemer echter feitelijk meer dan 65% van zijn loon kon verdienen bij zijn eigen werkgever werd hij minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht (op grond van de zogenaamde praktische schatting) en werd aan hem per einde wachttijd (19 november 2007) geen WIA-uitkering toegekend.

Vanwege een toename van zijn klachten valt de werknemer alsnog volledig uit op 7 april 2010. Omdat die uitval het gevolg is van dezelfde klachten als waarmee hij aan het einde van de wachttijd nog minder dan 35% arbeidsongeschikt was bevonden, wordt een WIA-uitkering aangevraagd. Die wordt toegekend omdat de werknemer nu wel ongeschikt wordt geacht voor passende arbeid bij zijn eigen werkgever (praktische schatting). Omdat de werknemer met de theoretische functies die hij volgens het UWV op de arbeidsmarkt nog zou kunnen verrichten, minder dan 15% van zijn vroegere loon (het maatmanloon) kan verdienen, wordt hij volledig arbeidsongeschikt geacht. Het UWV is van mening dat bij deze volledige arbeidsongeschiktheid sprake is van een meer dan geringe kans op herstel, zodat van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid geen sprake is, en kent daarom een WGA-uitkering toe. Vervolgens stelt het UWV dat de werkgever opnieuw verplicht is tot doorbetaling van loon tijdens ziekte gedurende 104 weken. Omdat de WGA-uitkering 75% (en na twee maanden 70%) bedraagt van het verschil tussen het maandloon waarnaar de WGA-uitkering wordt berekend enerzijds en het verdiende inkomen anderzijds, wordt uiteindelijk maar een WGA-uitkering van € 50,14 bruto per maand toegekend.

Hoe kwam de rechtbank tot haar beslissing?

Zowel de werknemer als de werkgever tekenen bezwaar aan bij het UWV en stellen na afwijzing van dat bezwaar beroep in bij de rechtbank. Bij de rechtbank hebben de werknemer en de werkgever wel succes. Waar het UWV stelde dat de werkgever een nieuwe loondoorbetalingsverplichting had omdat er sprake zou zijn van wijziging van de bedongen arbeid ten opzichte van de arbeid die de werknemer verrichtte voordat hij in 2005 uitviel wegens ziekte, acht de rechtbank niet van belang of de passende arbeid nieuwe bedongen arbeid is geworden. De rechtbank wijst er daarbij op dat uit de wetsgeschiedenis van de WIA blijkt dat de mogelijkheid om zonder nieuwe wachttijd een WIA-uitkering toe te kennen bij uitval wegens ziekte op grond van dezelfde oorzaak binnen vijf jaar na weigering van de WIA-uitkering bedoeld is als een positieve prikkel voor werkgever om gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers in dienst te nemen of in dienst te houden. Volgens de rechtbank past het aannemen van een nieuwe loondoorbetalingsverplichting daarom niet in het systeem van de WIA.

De werkgever en de werknemer hadden zich ook nog beklaagd over het feit dat het UWV ten onrechte had aangenomen dat sprake was van een meer dan geringe kans op herstel en dus ten onrechte geen duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid had aangenomen en dus ten onrechte een WGA-uitkering en geen IVA-uitkering had toegekend. Ook op dat punt stelt de rechtbank de werkgever en de werknemer in het gelijk. Zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringarts van het UWV hadden overwogen dat de medische situatie niet wezenlijk meer zou veranderen, maar de bezwaarverzekeringsarts sluit niet uit dat op een later moment andere beperkingen moeten worden gesteld en neemt geen algeheel onvermogen tot het einde van het arbeidszame leven aan. Die redenering deugt volgens de rechtbank niet. Nu het UWV niet aangeeft op grond waarvan verbetering van de arbeidsmogelijkheden kan worden verwacht, is de beslissing tot toekenning van een WGA-uitkering onvoldoende gemotiveerd. Omdat de rechtbank herstel van dit motiveringsgebrek niet mogelijk acht, kent de rechtbank zelf alsnog een IVA-uitkering toe.

http://www.kantoormrvanzijl.nl/arbeidsrecht/arbeidsrecht-actueel/artikel.html?tmple=66778

b+p Belastingadviseurs maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en wij plaatsen geen marketing cookies. Meer informatie over privacy.