Een werkgever die eigenrisicodrager was voor de WGA behoefde aan een ex-werknemer die een WGA-uitkering ontving niet de kosten te vergoeden van een cursus tot behoud van zijn beroepscertificering, omdat die kosten niet verband hielden met de wettelijke re-integratieplicht van de eigenrisicodrager maar haar oorsprong vonden in de civielrechtelijke verhouding tussen een werkgever en een werknemer.
De werknemer was voor de werkgever werkzaam geweest als tankautochauffeur. Hij was op 4 augustus 2008 ziek uitgevallen voor dat werk. Met ingang van 2 augustus 2010 was aan hem een WGA-uitkering toegekend. Zijn werkgever moest als eigenrisicodrager de WGA-uitkering van de ex-werknemer zelf betalen. Bij brief van 7 augustus 2012 verzocht de ex-werknemer de eigenrisicodrager om hem de kosten te vergoeden van de cursus die hij nodig had om zijn beroepscertificering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen te behouden. De werkgever had dit verzoek bij e-mailbericht van 6 november 2012 afgewezen. De werknemer had daartegen bij brief van 13 november 2012 bezwaar gemaakt bij de ex-werkgever. Bij het uitblijven van een reactie op die brief had de ex-werknemer vervolgens beroep bij de sector bestuursrecht van de rechtbank ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Daarbij had hij tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank had het e-mailbericht van 6 november 2012 aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de verplichting tot re-integratie van de ex-werknemer voor een WGA-eigenrisicodrager een wettelijke verplichting is, waarvan uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de eigenrisicodrager daarbij als bestuursorgaan te gelden heeft. Het verzoek om vergoeding van de kosten had de voorzieningenrechter echter na het inwinnen van inlichtingen bij het UWV afgewezen omdat onvoldoende duidelijk was dat het echt ging om een verplichting in het kader van de re-integratie en niet om een gewone werkgeversverplichting. De rechtbank stelde ook vast dat de werkgever door niet tijdig een beslissing op het bezwaarschrift te nemen de maximale wettelijke dwangsom van € 1.260,00 aan de werknemer verbeurd had. De eigenrisicodrager moest van de rechtbank alsnog binnen twee weken een beslissing op het bezwaarschrift van de ex-werknemer nemen.
Ook de Centrale Raad van Beroep stelt zich echter op het standpunt dat de cursus tot het behoud van de beroepscertificering geen verband houdt met de re-integratieplicht van de eigenrisicodrager omdat het een normale verplichting is waaraan de werknemer ook had moeten voldoen als hij niet arbeidsongeschikt was geworden. De Centrale Raad van Beroep is daarom van mening dat de werkgever niet als bestuursorgaan is opgetreden en dat de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de cursuskosten geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was, waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De werkgever behoeft daardoor niet alleen de cursuskosten niet te betalen, maar ook de wettelijke dwangsom niet.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.