Een werkneemster die zich niet kon verenigen met de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever per 1 november 2015, verzocht de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te herstellen. Omdat het per fax verzonden verzoekschrift van de werkneemster op 1 januari 2016 om 00.00 uur door de rechtbank was ontvangen, was de termijn van twee maanden waarbinnen het verzoekschrift moest worden ingediend vervallen.
Een zorginstelling had van het UWV toestemming gekregen om de arbeidsovereenkomst met een restaurantmedewerkster op te zeggen. Van die bevoegdheid had de zorginstelling gebruik gemaakt door bij brief van 27 augustus 2015 de arbeidsovereenkomst per 1 november 2015 op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. De werkneemster was echter van mening dat de zorginstelling zich onvoldoende had ingespannen om de werkneemster te herplaatsen. Bovendien was zij van mening dat zij sinds januari 2015 arbeidsongeschikt was en dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst had plaatsgevonden in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte. Daarom vroeg zij de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en de zorginstelling te veroordelen tot herstel van de dienstbetrekking. Tevens verzocht zij de kantonrechter om aan haar ten laste van de zorginstelling een “billijke (transitie)vergoeding” toe te kennen.
Voor zover het de vernietiging van de opzegtermijn en het herstel van de arbeidsovereenkomst betreft, stelt de kantonrechter vast dat de bevoegdheid daartoe vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Het verzoekschrift van de werkneemster was op 1 januari 2016 om 00.00 uur door de griffie van de rechtbank ontvangen. Daarmee zijn de verzoeken volgens de kantonrechter te laat ingediend, hoe uiterst minimaal ook. De kantonrechter refereert er aan dat de kern van een vervaltermijn is dat deze fataal is en niet kan worden verlengd. Omdat overschrijding van de termijn resulteert in het verval van recht, verklaart de kantonrechter de werkneemster niet-ontvankelijk in haar verzoeken, zodat de kantonrechter niet aan een inhoudelijke beoordeling daarvan toekomt.
De kantonrechter beoordeelt wel het verzoek tot toekenning van een transitievergoeding omdat daarvoor een vervaltermijn van drie maanden geldt, zodat dit verzoek wel tijdig is ingediend. Ter zitting heeft de verzoekster echter erkend dat zij van de zorginstelling op grond van de toepasselijke CAO een suppletie op haar uitkering ontvangt. Volgens het overgangsrecht bij de herziening van het ontslagrecht betekent dit dat de transitievergoeding niet is verschuldigd. Ook het verzoek tot toekenning van een transitievergoeding wordt daarom afgewezen.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.