Het ontslag op staande voet van een zieke werknemer die hardnekkig weigerde om re-integratiewerkzaamheden te verrichten was rechtsgeldig. Omdat de werknemer wel altijd goed had gefunctioneerd en vanwege diens persoonlijke omstandigheden had de werknemer desondanks recht op de helft van de transitievergoeding.
In het restaurant van een hotel werkte een werknemer in de functie van afwasser/schoonmaker. Vanwege de verbouwing van het restaurant moest hij tijdelijk vervangende werkzaamheden in de housekeeping verrichten. In maart 2018 meldt de werknemer zich ziek. Aanvankelijk zag de bedrijfsarts geen re-integratiemogelijkheden, maar in juni 2018 wordt alsnog werkhervatting volgens een opbouwschema geadviseerd. De werknemer heeft echter bezwaren tegen de werkhervatting en hervat de werkzaamheden niet. Als het hotel daarop een onderzoek door een andere bedrijfsarts toestaat, vindt ook deze bedrijfsarts de werknemer geschikt voor aangepaste re-integratiewerkzaamheden. Vervolgens roept het hotel de werknemer bij aangetekende brief op om de re-integratiewerkzaamheden te starten, waarbij gedreigd wordt met stopzetting van de loonbetaling als hij niet aan die oproep voldoet. Als de werknemer desondanks niet start met de re-integratie bevestigt het hotel de stopzetting van de loonbetaling bij aangetekende brief van 12 juli 2018. Een nieuw onderzoek door de bedrijfsarts van 17 juli 2018 bevestigt de re-integratiemogelijkheden. De werknemer wordt daarbij gewezen op de mogelijkheid om een deskundigenoordeel aan het UWV te vragen. In een gesprek op 6 september 2018 wordt de werknemer gewezen op de route die hij moet bewandelen in verband met zijn stelling dat hij niet tot re-integratiewerkzaamheden in staat is. Tevens worden hem verdergaande arbeidsrechtelijke maatregelen in het vooruitzicht gesteld als hij niets doet. Dat gesprek wordt nog eens bevestigd bij aangetekende brief van 10 september 2018 en als de werknemer die brief niet in ontvangst neemt, laat het hotel die brief door de deurwaarder betekenen. De werknemer wordt opgeroepen om de werkzaamheden uiterlijk op 17 september 2018 aan te vangen. Als de werknemer dat niet doet, wordt hij bij aangetekende brief van 18 september 2018 ontslagen.
De werknemer verzoekt daarop de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen. Volgens de werknemer is het ontslag op staande voet in strijd met de wet niet onverwijld verleend. De kantonrechter is het daarmee echter niet eens omdat de werkgever voortvarend genoeg heeft gehandeld door eerst een loonstop op te leggen, dan herhaaldelijk te verzoeken om de re-integratiewerkzaamheden aan te vangen en daarna nog een laatste waarschuwing te geven. Ook het verwijt van de werknemer dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt aangezien de werknemer ziek is uitgevallen door eenzijdige tewerkstelling in een andere functie die fysiek te belastend voor hem is, volgt de kantonrechter niet. De werkzaamheden vallen volgens de kantonrechter binnen de ruime functieomschrijving van de werkzaamheden en zijn maar tijdelijk. Bovendien heeft de werknemer een aanbod om tijdelijk lichtere werkzaamheden te gaan doen, geweigerd. Het ontslag op staande voet is volgens de kantonrechter daarom rechtsgeldig.
De werknemer had ook loon gevorderd vanaf de datum van de loonstop. Die vordering wordt echter afgewezen omdat de werknemer bij zijn loonvordering geen deskundigenoordeel van het UWV heeft overgelegd. De werknemer heeft echter wel succes met een derde vordering, waarin hij stelt dat het niet betalen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Omdat de werknemer elf jaar lang goed heeft gefunctioneerd en vanwege diens persoonlijke omstandigheden, moet het hotel hem de helft van de transitievergoeding betalen.