Een bedrijf werd door de Stichting Naleving CAO voor uitzendkrachten (SNCU) gedagvaard tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding van € 100.000 omdat het bedrijf geweigerd had stukken te overleggen, waaruit kon blijken dat het bedrijf de CAO voor uitzendkrachten op juiste wijze had nageleefd.
De SNCU is op grond van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor uitzendkrachten bevoegd om de naleving van deze CAO te controleren, maar het betreffende bedrijf stelde niet onder de CAO te vallen en had de SNCU daarom de gevraagde gegevens niet verstrekt. Dat kwam het bedrijf duur te staan. Het bedrijf stelde geen uitzendbureau te zijn omdat het alleen overeenkomsten sloot met zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers), die geen loon ontvingen maar facturen zonden aan het bedrijf en die niet onder leiding of toezicht van een derde werkzaam waren. Alle zzp-ers waren afkomstig uit Oost-Europa en hielden zich bezig met het slopen van kassen. De SNCU stelde dat het bedrijf als uitzendbureau in het handelsregister stond ingeschreven, dat het woord “uitzend” in het E-mailadres van het bedrijf voorkwam, dat de facturen van de zzp-ers, die het bedrijf in de procedure als bewijs had overgelegd, allemaal heel erg op elkaar leken en dat het bedrijf op veel websites als uitzendbureau stond vermeld.
De kantonrechter maakte naar aanleiding van de stellingen van de SNCU gebruik van de hem toekomende wettelijke bevoegdheid om het bedrijf te verplichten inzage in zijn administratie te geven, in het bijzonder in jaarrekeningen, aangiften omzetbelasting en loonbelasting en in de contracten met de zzp-ers. Nadat het bedrijf die stukken had overgelegd, concludeerde de kantonrechter dat uit de jaarrekeningen en aangiften niet kan worden afgeleid dat het bedrijf met zzp-ers werkt. De contracten waren niet overgelegd, omdat die mondeling zouden zijn gesloten. Uit het feit dat de facturen allemaal vrijwel identiek waren, leidde de kantonrechter het vermoeden af dat deze facturen door het bedrijf waren opgesteld en dat het bedrijf de zzp-ers had voorgeschreven wat zij moesten doen (inschrijven in het handelsregister, VAR-verklaring aanvragen) om voor het bedrijf te kunnen werken. Hieraan en aan het feit dat het ging over ongeschoold lichamelijk werk tegen een lage beloning ontleende de kantonrechter het vermoeden dat de overeenkomsten met de zzp-ers in feite uitzendovereenkomsten waren. Het bedrijf werd in de gelegenheid gesteld om dat vermoeden te weerleggen.
Waar de kantonrechter het bedrijf nog in het leveren van dat tegenbewijs geslaagd achtte, bleek het gerechtshof in hoger beroep op dat punt een heel andere mening te zijn toegedaan. Het bedrijf werd daarom veroordeeld om de gevorderde forfaitaire schadevergoeding van € 100.000 aan SNCU te betalen.
Dit bericht is afkomstig van Kantoor Mr. van Zijl advocaten, lees het volledige bericht.